Ook ik moest even slikken toen ik de tovenaar van Tatabanya op het veld zag staan van De Kuip. Het leek erop alsof hij letterlijk gebukt door het leven ging.

Ik zag de heimwee in zijn ogen. József was de absolute held van Het Legioen, maar zijn hoogtepunten lagen alweer bijna 30 jaar achter hem. 

Na hem kwamen Julio, Pierre, Dirk en Santi. Maar bij geen van hen was het de gewoonte om alleen hun voornaam te scanderen. Die eer is alleen voorbehouden aan József.

Ik zag eenzelfde soort heimwee wanneer pubers weer een keer op hun oudere lagere school gaan kijken. Ineens is alles anders, er zitten andere kinderen op je stoel en alle speeltoestellen zijn verplaatst.

Door zijn cultstatus werd er een soort beeld rondom József Kiprich geschapen alsof het een soort clown zou zijn. Maar toen hij vanuit Hongarije naar Feyenoord kwam was Kiprich al een gelouterd International. In een elftal met de legendarische Lajos Detari op het middenveld en oude bekende Antal Roth achterin won Kiprich in het najaar van 1984 nog met 2-1 in De Kuip van Oranje.

Een aantal jaar later maakte hij zijn debuut als Feyenoorder in De Kuip. Tussen zijn eerste wedstrijd als Feyenoorder en zijn laatste zat een wereld van verschil qua beleving.

Zijn debuut maakte hij in de beruchte wedstrijd met de veldbestorming tegen Fortuna Sittard. Nu zal een Hongaar die achter het ijzeren gordijn onder het juk van de Sovjets opgroeide wel wat gewend zijn maar een veldbestorming door teleurgestelde, half ontblote en stonede Rotterdammers had hij zeker niet verwacht.

De jaren erna groeide hij uit tot de absolute publiekslieveling van Het Legioen. Het was de spits die mij de eerste titel schonk en de eerste spits die nog meer weg had van een supporter dan dat wij deden.

Misschien deed zijn aanblik me zondag daarom zoveel. Ik zag een breekbare, oude man. Slechts tien jaar ouder dan ikzelf. Een speler die na zijn laatste wedstrijd tegen Volendam in tranen op de schouders ging in een bekerfinale die meer in het teken van het afscheid van József leek te staan dan om het winnen van een prijs.

De tranen waren er omdat hij eigenlijk helemaal niet weg wilde uit Rotterdam. En dat was wat ik zondag meende te zien in de ogen van József. Het verdriet om wat hij achter heeft moeten laten in Rotterdam. De heldenontvangst leek het ietwat te verzachten.

Maar straks, weer thuis in de enige plek na Boedapest die Rotterdammers kunnen opnoemen in Hongarije, zal de heimwee weer keihard toeslaan.

Diep in zijn hart zal József willen dat de tijd altijd stil zou blijven staan op 31 mei 1993 toen hij met een weergaloze rush langs de zijlijn in het Oosterpark het kampioenschap verzegelde in een week dat de tovenaar Rotterdam met zijn magie betoverde.

Door Jeroen

Een gedachte over “Tovenaar”

Jouw reactie hier!