Op de Haringvlietbrug daalt het besef pas echt in, ik ben bijna aan het einde van mijn laatste shift. Nog een paar keer 1000 meter hardlopen en dan tikken we team B af die, samen met een aantal teamleden van de ondersteuning, de laatste vierendertig kilometer gaan lopen van Numansdorp naar Rotterdam. Dat is een schitterende etappe want je komt door de feestende dorpen in de Hoeksche Waard én je loopt Rotterdam in, het Ro-gedeelte van de RoParun. De 65 kilometer hardlopen zitten erop. 

Maar het verhaal begint in Parijs, het Pa-gedeelte van de Roparun. Nou ja, eigenlijk begint het verhaal veel en veel eerder. Op 8 november van het vorige jaar om precies te zijn. Op die datum gaven we in de WhatsApp-groep van de 2017 editie aan dat we in 2018 weer zouden gaan. Wat volgde wat een stortvloed aan apps in die groep die tot op dit moment nog niet gestopt is. Van serieuze zaken tot complete onzin. Het opzoeken van het allereerste bericht in die groep leverde me zojuist mijn tweede Roparun-blessure op, een blaar op mijn vinger van het swipen. De andere is een blaar op mijn kleine teen door een compressiekous die net niet goed zat.

De foto op de heuvel.

Na 8 november gingen we los. We zochten en kregen sponsoren, er werd een logo ontworpen. We collecteerden, deden sponsorlopen en er werd gegeten in restaurants. Er werd gegokt op marathontijden, deden zelf de voorbereiding voor het eten tijdens de Roparun. Op socialmedia bestookte ik familie en kennissen tot op de rand van het toelaatbare met de vraag of ze mij, maar dus eigenlijk de Roparun, wilden steunen.

En toen was het zaterdagmiddag 19 mei rond de klok van halfdrie. Unaniem was besloten dat Peter mocht starten. De blijdschap van het horen dat hij mee kon als loper was al onbetaalbaar, laat staan de blijdschap toen hij hoorde dat hij mocht starten. Als er iemand een gunfactor heeft dan is het die ouwe reus wel.

Het draaien van “you’ll never walk alone” is mooi voor onze start maar maakt het ook wat zwaar. Het hele team staat in tranen af te tellen. Links Peter in het start-vak van de lopers en rechts Monique, Brigitte en Carin op de fiets. Na het aftellen gaan ze van start. Met zijn grote lijf torent Peter boven de andere lopers uit, de dames volgen hem pijlsnel op de fiets.

De vrijdagavond op het startterrein was gezellig, zo gezellig dat ik uit voorzorg om tien uur mijn slaapzak opzocht. Het bier in de feesttent vloeide rijkelijk en met een kater starten leek me niet echt bevorderlijk. Een willekeurige voorbijganger had nooit verwacht dat wij, dat zooitje ongeregeld, een dag later aan een tocht van 532 kilometer hardlopen zouden gaan beginnen. En toch was dat wat we gingen doen.

Tijdens de BBQ deden Angela en Monique een verkleed-act als stewardessen waarbij ze o.a. slippers en oogmaskers uitdeelden die heel handig van pas kwamen het hele weekend. Daarna volgde de introductie van een nieuw lijflied over vaseline. Een nummer dat niemand meer uit zijn systeem kreeg de rest van het weekend.

Polonaise

Om de hoek van de supermarkt Paristanbul mocht de lopers bus van Menno en Tristan weer ondersteuning bieden. Als vierde loper wachtte ik samen met Angela tot de rest terugkwam van het eerste stuk run-bike-run en waar ik eindelijk zelf een stuk mocht gaan hardlopen. Vorig jaar ging het met vier lopers op de fiets faliekant mis met de route. Vandaar dat Carin als navigator mee ging tijdens het eerste gedeelte. Het volgen van zo’n fiets-Garmin is geen kinnesinne.

De eerste etappe was 34 kilometer lang en opgedeeld in stukken van 1500 meter hardlopen. Met een fietser voor je en een fietser achter je loop je naar het volgende punt waar het busje klaarstaat om de volgende loper het asfalt op te spuwen.

De nacht op het startterrein was koud geweest maar deze zaterdag is het behoorlijk warm. De weer-apps geven 19 graden aan maar het voelt veel warmer. Ik passeer de bushalte waar ik tijdens mijn allereerste Roparun stond te wachten. Na 34 kilometer staat lopersbus B te wachten met Marcel, Nikki, Dennis, Harrie, Ward, Peter en Oppie. Nu kunnen zij ook eindelijk op pad. Vanaf Mortefontaine naar Villers-sur-Coudon. Via de groeps-app lieten ze weten dat ze een stop-and-go hadden gekregen maar daar blijkt niets van waar te zijn. Wat volgt is een confetti-gevecht tussen beide busjes. De toon is gezet.

In Villers-sur-Coudon, een typisch Frans dorpje met een kerk een boerderij en een gesloten Tabac hebben de heren en dame van de ondersteuning inmiddels een basiskamp opgebouwd op een grasveld voor de tennisclub. Af en toe komen Fransen kijken wat er nu aan de hand is maar over het algemeen zijn de dorpjes slaperig zoals altijd. Net zo slaperig als team A dat probeert om maximale rust te pakken voordat we weer aan de gang moeten.

Mediamannetje

Het eten van Andrew valt in de smaak bij het hongerige team A. Walter en Claudia maken de spieren los bij de lopers en fietsers. We hebben maar een paar uur de tijd op dit basiskamp voordat we weer aan de slag moeten.

Als team B op 1 uur afstand van het basiskamp is worden iedereen gewekt. Ik trek mijn spullen aan voor de nachtetappe en vraag aan Pascal, die de vrachtwagen met eten en drinken bestuurt om wat te drinken. Het is nog licht maar na acht uur moet iedereen zijn lichtvestje aan. Als het kamp is opgeruimd lopen we langzaam maar zeker naar de hoek van de straat om team B op te vangen en voor de wissel.

Brigitte was gefinisht en dus ben ik aan de beurt om te beginnen met lopen. Vijftienhonderd meter en dan mag Peter de bus uit. Daarna Monique dan Brigitte en dan ik weer. Een kilometerslange versie van tikkertje. Ondertussen kletsend met Angela en Carin die ons de wegwijzen en beschermen. Het wordt snel donker en op een gegeven moment zie je alleen nog maar de rode lampjes van de andere teams en de knipperende lichtjes van de windmolens.

Witte sokken, maar geen badslippers.

Voor de herkenbaarheid van onze bus heeft Harrie een groene lamp in de vorm van een cricketbat gemaakt. Het groene schijnsel in de donkere Franse nacht werkt letterlijk als baken in de verte. Het komt ook de snelheid van de wissels ten goede want van een afstand lijken in het donker alle busjes op elkaar. En van een afstand lijken alle fietsers en lopers op elkaar.

Bij een drempel in een van de donkere Franse dorpjes maak ik bijna een buikschuiver. Deze drempel had voor mijn gevoel de hoogte van een van de verdedigingswerken langs de Franse kust ten tijde van D-Day. In de verte blaft er een hond en voor de rest is het stil. Heel erg stil.

Bij Douilly tikken we team B af. Zij gaan lopend op pad naar Bertry en wij met het busje. Binnen no-time ligt het hele busje te slapen. We zijn op weg naar het dorpje waar de rookworst en chocoladebroodjes tijdens mijn allereerste Roparun een prettige verrassing was. De Hemaworst in Bertry is een begrip geworden.

Ons kamp staat op dezelfde plek als vorig jaar. De tenten uit de wind en zodoende is deze nacht iets aangenamer dan de koude nacht op het startterrein. Een nacht die voor ons gevoel dagen geleden was. Er wordt ontbeten met tosti’s en koppen thee én met een gaatje voor de Hemaworst natuurlijk. Dansend halen we team B binnen en weer mag ik de etappe starten. Van Bertry in Frankrijk naar Thulin in Belgie, 60 kilometer verderop.

Veel van deze route herken ik van het jaar dat ik samen met Menno reed voor team Gers. De dorpjes, de pleinen en de kerken. Bij een van de kerken zien we een Fransman met een krant en stokbroden voorbijlopen. En daar hadden we zin in. Niet in de krant maar in vers brood. Als ik na mijn stuk van 1500 meter weer instap hebben Mo en Menno een alpinopet op en ruikt de bus naar vers brood. De plaatselijke Boulanger is met een bezoekje vereerd.

Richting Thulin begint het langzaam maar zeker warmer te worden en in de bus wordt flink wat water gedronken. En natuurlijk smurfensap. We leven op zaken waar suiker in zit. Bananen, wit brood en repen waarop staat dat ze natuurlijk zijn maar waar een hoeveelheid suiker inzit waar je een week op kunt leven.

Een kleine juichkreet klinkt als we de grens passeren. In Quiévrain verkopen de winkels alleen maar drank en sigaretten zoals ieder ander grensdorpje in lang vervlogen tijden. Het is nog een paar kilometer naar Thulin, het dorpje waar Menno ons vorig jaar met een bliksembezoek vereerde. Nu zit hij zelf achter het stuur en ik durf mijn hand erom te verwedden dat hij volgend jaar zijn loopschoenen aan heeft.

Een keer een fatsoenlijke hardloopfoto.

Het kamp in Thulin doet vertrouwd aan. Hier sliep ik vorig jaar op een stretcher in de buitenlucht vlak naast het moment ter nagedachtenis van de gevallenen in de eerste wereldoorlog. Een oorlog die nooit ver weg is in Noord-Frankrijk en België. Langs veel van de wegen waar we over lopen zijn begraafplaatsen of groeien er klaprozen. Voor de Britten het symbool van deze oorlog.

Team B gaat de warmte in en wij rijden naar Borchtlombeek waar we weten dat de familie van Angela en Monique daar zal zijn. Wat we niet weten is dat Rachelle, Leonie en Marcel er ook zijn. Het wordt een gezellige boel voor de gesloten supermarkt in dit dorpje onder de rook van Brussel.

Onze tijdelijke overburen vragen wat we hier komen doen en even later staat de politie naast ons kamp. Wat we hier aan het doen zijn. De overburen konden we geruststellen met een portie heerlijk eten van Andrew. De agenten zijn iets meer volhardend. Tot een paar keer toe controleren we of we hier wel goed staan. De route komt hier toch langs? Waarom weet de politie dan van niets?

Na het eten is het rusten geblazen, slapen gaat niet lukken met deze hitte. Team B krijgt het na de waterkoude nacht wéér voor hun kiezen. De bus die naast onze kamp stopt is van RTV Lansingerland. De zender die ons volgt en waar Peter als razende reporter materiaal voor aanlevert. Als hij weer eens midden in de nacht live in de uitzending mag komen krijgt de presentator er geen speld tussen. Er volgt een minutenlange monoloog over de Roparun.

Basiskamp in Borchtlombeek.

De mannen van RTV Lansingerland vragen wie de eerstvolgende loper is en wederom ben ik dat. Ik krijg een microfoon opgespeld en deze 1500 meter rijden ze voor ons met de camera en het verzoek of ik even schuin naast Carin wil lopen om in beeld te komen. Nu heb ik me wel opgeworpen als socialmedia-slettenbak met aandacht trekkerige neigingen van een fitgirl maar dat betekent niet dat ik per se op de voorgrond hoef te treden. Maar ze wilden de eerste loper interviewen en dat ben ik toevallig.

De bus met cameraman rijdt iets te hard waardoor mijn horloge aangeeft dat ik 4:12 per kilometer loop. Dat is een iets te stevig tempo om fatsoenlijk te kunnen praten. Dit gedeelte is een run-bike-run en de wagen van RTV Lansingerland trekt de aandacht van de organisatiewagen. Zij mogen hier wel rijden maar de open deuren waaruit gefilmd werd vond de organisatie geen goed idee. Bij de volgende wissel geven we de zender en microfoon terug en wij gaan verder met onze etappe. In het verrassend mooie Dendermonde keken we onze ogen uit en kregen we cake en drinken.

Dit is etappe 7 en we zijn onderweg naar Temse maar dit is ook de route naar Zele. En in Zele is het een gekkenhuis. Vorig jaar was het thema Schotland en toen liepen Dennis, Andrew en Peter in kilt op het plein. Dit jaar besloten we het grootser aan te pakken. Toen we wisten dat het thema in 2018 piraten was ontstond er volop lol op de groepsapp. Het ene na het andere gekochte pak kwam voorbij.

Het verbaasde me hoeveel teams niets afweten van Zele en de thema’s. Die razen dan als een stelletje saaie pieten door het dorp heen terwijl je er daar juist een feestje van moet maken. Alle 22 man van ons team ging in piratenkledij en met fakkels door het dorp heen. Jochem, Bouchra en Lars waren allemaal naar Zele gekomen. Aangevuld met de vrienden van die middag was het een hele bonte stoet. Via het spandoek dat we bij ons hadden deden we een groet aan Zele. De batterij was weer opgeladen voor de rest van de tocht. Nog 16 kilometer te gaan tot de wissel. De duisternis viel nu echt in en in de straten na Zele stonden veel mensen op straat met een drankje in hun handen. We liepen high-fives uitdelend verder.

Shine bright like a diamond.

De zestien kilometer naar Temse voelden zwaar. Op een parkeerplaats werd er gewisseld en konden wij naar Halsteren rijden waar Walter het zwembad voor ons geregeld had. In het zwembad was het behaaglijk warm en kon ik het zweet van de voorgaande dagen van mij af spoelen. Het moment dat mijn oren de stretcher raakte was ik weg. Ik heb zelden zolang geslapen tijdens een voorgaande Roparun.

Als team B in de buurt is moeten we nog haasten om te kunnen wisselen. Dit gedeelte is een run-bike-run met alleen de lopers in actie. Bijna 45 kilometer naar de rotonde tussen Numansdorp en Klaaswaal. We hebben besloten om kilometers te gaan rennen. Op mijn horloge hou ik bij wanneer we een kilometer weg zijn en dus van loper moeten wisselen. We kregen aardbeien, drinken en zelfgemaakte cake. In Willemstad haalt de KMA ons in. Die zijn twaalf uur later dan ons gestart en op zo’n 40 kilometer van de finish halen ze ons met een bloedvaart in.

Dat vertoon van snelheid inspireert eerst Monique en daarna Brigitte hetzelfde te doen. We knallen door Willemstad heen. Aan de overkant ligt Numansdorp maar daarvoor moet je eerste de Haringvlietbrug over. En daarmee begon ik dit verhaal. We zijn op weg naar de laatste wissel en worden het laatste stuk vergezeld door Henk van ’t Halve Maatje die ons op de racefiets tegemoetkwam. Peter wordt geïnterviewd door RTV Lansingerland die dat dit keer keurig door de zijdeur doen.

Het zit erop. 

Vorig jaar was het op dit punt dat we er een sprintwedstrijd van gingen maken. Toen fietsten we daarna nog de etappe mee. Nu weten we dat het hierna klaar is. Een raar gevoel maar we hebben veel gegeven.  Vorig jaar mocht het hele team nog mee van de organisatie maar dat is nu beperkt tot 10 mensen. Ik had mijn plek al afgestaan omdat ik de rest van het team, die nog veel meer arbeid moeten verzetten dan de lopers, het ook gun.

Maar nu in Numansdorp had ik ook niet meer het gevoel dat ik ruim 34 kilometer fietsen fysiek had getrokken. We tikken af en gaan op weg naar Wings in Rotterdam. Op de A15 kwamen we erachter dat de benzinemeter in de bus van Ward het niet doet. Daar stonden we dan op de vluchtstrook. Gelukkig kwam Walter na een half uur met een jerrycan diesel onze kant op want de politiewagen achter ons begon zijn geduld met ons te verliezen. Hoe hij het doet weet ik niet maar Walter is nooit iets teveel. Vorig jaar stond hij slapend te masseren en dit jaar is de glimlach op zijn gezicht gebeiteld. Net zoals zijn onafscheidelijke zonnebril.

Vanuit Wings vertrekken we richting Rotterdam-zuid. De finish is bij de Willemsbrug op het Noordereiland. Familie en vrienden lopen met ons mee als de rest van ons team gearriveerd is. Mijn ouders, zus en Patrick zijn er ook bij. Met het spandoek met sponsors in onze handen lopen we de brug over. Ik kijk naar de mensen die ik er dit jaar mede ingeluisd heb en zie tranen bij Angela en een lach van oor tot oor bij Martin.

Team 335, wat een helden.

Via de overblaak komen we aan op de Binnenrotte. Feestend, lachend en huilend lopen we het plein op. Ik zie Sandra en Bastiaan en knuffel ze allebei. De Roparun vergt ook veel van je naasten. Het is niet zomaar een stukje lopen. Ik til Bastiaan op en neem hem net zoals de voorgaande jaren mee de finish over. 48 uur na ons vertrek staan we nu op het podium voor de foto.

Na een paar biertjes in Barclays stap ik ietwat rozig in de metro naar huis. Door mijn hardloopkloffie en medaille zien de medepassagiers wel wat ik gedaan heb. De man tegenover me heeft lovende woorden over voor de prestatie. Ik ben ook trots op mezelf maar nog meer op het team want zonder het team zou dit allemaal niet mogelijk geweest zijn.

Vanuit de  grond van mijn hart dank ik Peter, Ward, Tristan, Monique, Claudia, Brigitte, Carin, Marcel, Angela, Richard, Harrie, Oppie, Dennis, Walter, Warren, Pascal, Andrew, Martin, Smulbeer en uiteraard Nikki en Menno. En dikke liefde voor Sandra en Bastiaan die de afgelopen maanden met al dat Roparun-gedoe hebben moeten dealen.  

Je doet het niet voor de medaille maar toch ben je trots als je hem krijgt.

 

Door Jeroen

Jouw reactie hier!