Salaris

‘Kijk je uit dat je geen pijn in je buik krijgt? Je eet zo veel’ Sarcasme is duidelijk nog niet aan kleuters besteed want na deze opmerking is Bastiaan klaar met eten. Hij heeft genoeg op maar soms mag je als ouder wel plaagstootjes uitdelen.

Hij wil geen toetje maar wel een ijsje. Een calippo.

‘Wil jij er drinken van maken?’ vraagt hij aan mij. Met als resultaat dat ik 5 minuten lang met een ijsje tussen mijn handen zit te wachten tot het smelt.

‘Had je dan niet beter gewoon siroop kunnen nemen?’ vraag ik hem. Nee, dat was geen goed idee. Iedereen op de wereld wil dit drinken volgens hem. Dat brengt Bastiaan op een idee. Als ik nu alle ijsjes laat smelten en mama gaat ze verkopen dan wordt hij heel rijk.

‘Dan kan ik de Death Star kopen van Lego én dat puntige vliegtuig.’

‘Wacht eens even’ zeg ik. ‘Wij willen dan wel salaris voor deze werkzaamheden.’ Bastiaan fronst zijn wenkbrauwen bij het horen van dit vreemde woord en denkt even na wat hij gaat zeggen.

‘O, jullie kunnen wel 100 salades per dag krijgen. Als je maar oppast dat je er geen pijn in je buik van krijgt.’

wpid-20150527_181306.jpg

Lex

Je moet voetballers helemaal niet in levenden lijve tegen willen komen. Zij staan op het veld, wij op de tribune. Een gracht of een wand van plexiglas maakt de afstand niet groter, het is juist goed zo.

Meestal zijn voetballers nietszeggende figuren of zelfs ronduit eikels. Ik zat ooit eens in een supportersoverleg met Ruud Gullit en dat bleek gewoon een onuitstaanbare Amsterdammer te zijn. Die iets te vaak wilde benadrukken dat ook hij een ‘Faijenoorder’ was. In mijn woonplaats kom ik Ed de Goeij nog wel eens tegen, badslippers en witte sokken. Zeer zeker.

In het seizoen onder leiding van Ruudje Gullit bleken we in Noorwegen in hetzelfde hotel als de spelers te zitten. Pascal Bosschaart vroeg in de lift of we de avond voor de wedstrijd overleefd hadden, we stonken nogal naar bier en knoflook. Romeo Castelen was oprecht geïnteresseerd in onze verhalen. De rest van de selectie vond het volstrekt normaal dat wij een halve week vrij hadden genomen, en honderden Euro’s hadden uitgegeven om hen te zien ploeteren in een onooglijk stadionnetje in een even onooglijk stadje waar het naar linoleum rook.

Toen spelers nog ouder waren dan jezelf waren het vaak helden met wie je op de foto wilde. Nu ik zelf ouder ben dan de spelers moeten ze gewoon hun bek dicht houden en werken voor hun geld. Zo simpel is het.

Gisteren was ik op weg naar huis en ik zag Lex Immers op het fietspad in Zoetermeer met zijn gezin fietsen. Lex droeg een kekke groene jas en een afgeknipte spijkerbroek. Niet afgeknipt zoals je moeder vroeger deed als je weer eens een gat in je knie was gevallen. Nee, afgeknipt door de medewerkers van Dolce en Gabbana. Zijn lange witte benen staken uit de te dure spijkerbroek. Een vogelverschrikker op twee wielen.

Voor hem reden zijn vrouw en kinderen ook op de fiets. Lex stuurde onhandig tussen zijn kinderen door. Net zo onhandig als hij tussen de vijandelijke verdedigers door probeert te komen. Er zat een paaltje halverwege het fietspad en even was ik bang dat hij daar recht op af zou gaan fietsen. Met een crash tot gevolg. Gelukkig voor hem deed hij wat hij het hele seizoen al doet.

Hij miste.

Van Parijs naar Rotterdam, via Hellebecq. Roparun 2015

Plailly – Villers sur Coudun

Nooit eerder was ik in Plailly, een typisch Frans gehucht met nog geen tweeduizend inwoners. Alle winkels zijn dicht en zoals zo vaak lijken de inwoners zich teruggetrokken te hebben achter de dichte luiken van hun huizen. Op het mededelingenbord hangt een half afgescheurde poster van een jaarmarkt, het enige hoogtepunt in het jaar vermoed ik. Dát, en de Roparun natuurlijk. Al lijken de weinige mensen op straat zich niet echt druk te maken om de Nederlandse teams die hier rondhangen.

De verveling slaat toe. Rond half twee is team A vertrokken vanaf vliegveld Le Bourget en ik heb zin om te rennen. Alsof ik hier al maanden naar toe geleefd heb. Niets is minder waar. Pas op donderdagochtend zei ik ja op de vraag of ik mee wilde lopen. Gekkenwerk eigenlijk want zoveel hardloopervaring heb ik niet. Ik heb kriebels in mijn buik, nervositeit. Ik vraag me af hoe mijn lichaam het gaat houden. Lukt het me alle etappes door te komen? Ik wil mijn nieuwbakken teamleden, die ik 20 uur daarvoor pas voor het eerst ontmoet heb, niet teleurstellen. ‘Ja’ zeggen tegen een uitdaging is 1 ding, het voltooien van die uitdaging een heel andere.

‘Ze komen eraan’, via de telefoon worden we op de hoogte gebracht dat team A er bijna is. Ik controleer mijn veters en of nummer 149 goed op mijn shirt vastgespeld is. Daarna vraag ik me nog een keer af waar ik aan begonnen ben. Een gedachte die ik snel uit mijn hoofd moet verbannen. Onze volgorde qua rennen is jongen-meisje-jongen-meisje. Ogenschijnlijk zonder achterliggende gedachte, maar wellicht dat de psychologen in ons team daar anders over denken.

Team A wordt terecht feestelijk binnengehaald, het eerste gedeelte zit erop en nu zijn wij aan de beurt. De etappe zelf is een repeterend geheel. De eerste loper gaat op pad wordt ingehaald door de bus. Na een kilometer zoekt de bus een plekje langs de kant van de weg. Iets wat niet altijd meevalt in dit gedeelte in Frankrijk. Maar de Roparun is streng. Er mag niet gestopt worden op fietspaden en in de berm. Zo kan het gebeuren dat je soms iets verder moet lopen, de chauffeurs en de navigators doen hun uiterste best om na een kilometer te stoppen. Na deze kilometer is loper twee aan de beurt en stapt de eerste loper weer in de bus. Kilometer na kilometer.

Lopen doe je tussen twee fietsers van je team in. De fietsers houden het tempo aan wat je hebt aangegeven te willen gaan lopen. En ze zijn er ook voor de mentale support. De gesprekken gaan over wat we langs de kant van de weg zien. Waar we vandaan komen en wat je hobby’s zijn. Een groot voordeel van nieuwe mensen ontmoeten is dat je elkaar veel te vertellen hebt. In latere etappes gaan de gesprekken soms wat dieper, waarom je precies meeloopt. Iedereen kent wel iemand die getroffen is door kanker.

Eenmaal in de bus drink en eet ik wat. Bruine boterhammen met appelstroop, powergels en muesli-repen. Dingen waar ik energie van krijg, verantwoorde dingen. De laatste etappes is het gewoon proppen geblazen. Snoep, gevulde koeken en zelfs cola. Alles om het energiepeil hoog te houden, ook al is het kortstondig. Maar zover is het nu nog niet. In een groter dorpje heeft de plaatselijke bevolking taarten gebakken. Er ligt stokbrood met paté en er klinkt muziek. Mijn eerste echte kennismaking met het circus dat de Roparun soms blijkt te zijn. Ik kom Marc tegen die, net als ik, invaller bij een team is. We lachen wat om mijn shirt. Ik val in voor de vrouw van een van de fietsers en omdat de shirts al gedrukt waren ren ik nu rond in een damesmaat M. Het gaat nét.

Tussen 8 en 8 zijn we verplicht met verlichting te lopen en het laatste gedeelte van de etappe komt eraan. Iedereen loopt ongeveer 12 a 14 keer een kilometer en rond de zevende beurt heb ik het even zwaar. Ik blijk niet de enige te zijn maar voor de rest wordt er in de bus niet gesproken over pijntjes en klachten. De sfeer moet positief blijven en we houden de stemming erin met muziek en verhalen. De twee campers met de lopers uit team A en alle ondersteuning staan in Villers sur Coudun en ook wij worden met gejuich binnengehaald. De eerste etappe in het donker ligt hen te wachten. Wij rollen de campers in en gaan op weg naar Doully. Het geheel doet aan als een militaire operatie en ik krijg heel veel respect voor de mensen die alles geregeld hebben.

wpid-photogrid_1432376062233.jpg

Doully – Bertry

‘Nog een uur, dan moeten we weg’. Het is kwart voor twee, een uur later dan verwacht. Team A heeft pech met de bus en een van de lopers heeft een blessure. Vroeger had ik geen enkele moeite om midden in de nacht op te staan maar ik voel me nu alsof ik door een tractor ben overreden. De wetenschap dat je moet eten zet me ertoe om wat naar binnen te werken, trek heb ik echter niet. Op het Franse platteland is het koud en team A heeft zwaar afgezien. De fietsers zijn verkleumd en de lopers hebben een prestatie van formaat geleverd. Er worden wat verhalen uitgewisseld en nu gaan wij op pad.

Ik ben de laatste etappe geëindigd en heb dus een kwartier de tijd om aan het idee te wennen dat we weer moeten gaan lopen. Wij zien er, net zoals andere teams, uit als wandelende kerstbomen. Rode lampjes dansen over de Franse wegen. In het donker zijn de fietsers nog meer een steun dan dat ze al waren. Behalve het tempo houden ze ook het wegdek in de gaten (bedoelde woordgrap mensen). Ieder dorpje lijkt wel een watertoren te hebben en met een beetje fantasie denk je aan de voet van de Euromast te staan. In werkelijkheid passeer ik het zoveelste slaperige dorpje.

De ultieme beloning ligt in Bertry is mij verteld. Een rookworst van de Hema. Uit de speakers van de fietser klinkt muziek. Ik focus me op de lengte van de nummers. Na anderhalf nummer moet de bus al weer in zicht komen. Als een baken in de nacht. Ook vannacht zijn de kilometers 8, 9 en 10 het zwaarst. Daarna wéét je dat je er bijna bent. De zon komt langzaam op en links en rechts zijn velden vol bloemen zichtbaar. Ook draagt ieder dorpje hier de littekens van twee wereldoorlogen. We passeren monumenten en kerkhoven vol gevallenen. ‘La guerre de nos Héros’ zie ik op een standbeeld staan. Hier en daar staan klaprozen in de berm, de klaprozen die de Britten als hun symbool voor de herdenkingen gebruiken.

Een Renault haalt ons toeterend in, de inzittenden steken een fles Bacardi uit het raam. Zij komen terug van een feestje, wij zijn er op weg naar toe want in Bertry is het namelijk weer feest. Skihut-muziek klinkt er uit de speakers en een ander Roparun-team doet een roeiboot na op een nummer van Tina Turner. Normaal zou ik me afvragen waarom, nu vraag ik mezelf niet zoveel af. Ik prop een broodje Hema-worst naar binnen en een paar chocoladebroodjes. En veel thee met suiker. Het andere team staat klaar om te gaan. We wensen ze succes en delen high-fives uit. Bovenin de camper dommel ik snel in slaap. Wij laten Frankrijk achter ons en rijden met de camper naar Mons (of Bergen zoals u wilt) net over de Belgische grens.

wpid-photogrid_1432449620646.jpg

Mons – Leerbeek

Het wordt warm bovenin de camper, naast ons klinkt Arabische muziek. Twee mannen op een grasveld maken deze muziek en ze zien er allesbehalve Arabisch uit. Ik verwacht iedere moment een slang uit een rieten mandje te zien komen. De benen worden gemasseerd en de knieën worden ingetaped. Ik heb geen pijn maar ik voel mijn knie wel. Uit voorzorg krijg ik groene tape om mijn gewricht heen. Vanaf de bovenkant gezien lijkt er 10 te staan. Eigenlijk zou ik nog om een extra 0 moeten vragen. 010, onze eindbestemming.

O ja, Feyenoord moet zo spelen. Ik heb er nog geen moment aan gedacht. Door het ritme van lopen en slapen heb ik het idee al vier dagen onderweg te zijn. De realiteit is dat het pas zondagmiddag is. Het voelt warm op het veldje naast de spoorlijn. Ideaal weer voor een ‘lazy sunday afternoon’, maar dat zit er niet in. Na de nasi moeten we weer op pad. Kilometers maken door België. De muziek in de auto lijkt hints te geven. Al tijdens de eerste etappe haalde een auto me in met ‘highway to hell’ op de radio. Nu zingt Bono dat de straten geen naam hebben. Die hebben ze wel maar in dit gedeelte van België lijkt alles op elkaar. Lintbebouwing, gesloten discotheken en aftandse kroegjes. En alle huizen potdicht met rolluiken.

Vlak voor de taalgrens passeer ik lopend het plaatsje Hellebecq en schiet in de lach. Zeker omdat het deel uitmaakt van de gemeente Silly. Ja, een beetje Silly moet je wel zijn om hieraan mee te doen. We lopen tegelijk op met een paar teams, en eentje ervan is van Mars. Er wordt een praatje gemaakt en we krijgen Snickers door hen aangereikt. Bijna de hele etappe zien we ze in ons gezichtsveld. Het lijkt wel haasje-over wat we doen met team 050. De marsmannetjes en vrouwtjes zijn gezellige lui.

In Leerbeek staat het basiskamp naast een kerk. Naast de kerk speelt een groepje mensen Petanque. We mogen de wc’s in het clubgebouw niet meer gebruiken, er is nu een feestje aan de gang. Het bier vloeit rijkelijk en ik zou best een biertje lusten maar dat moet nog maar even een dag wachten. Alsof ze mijn gedachten kunnen lezen krijg ik een alcoholvrij-biertje aangereikt bij de camper. Het smaakt geweldig, in het land van de speciale bieren is dat bijna een belediging.

Feyenoord heeft het niet gehaald zie ik op internet. Het kan me weinig schelen, deze etappe ging goed en ik krijg opbeurende berichtjes van Sandra. De moeheid is weer even ver weg. Wel kijk ik op tegen de nachtelijke etappe die voor ons ligt. Voldaan rol ik de camper in, ik slaap binnen een minuut.

wpid-photogrid_1432484916131.jpg

Elversele – Hoogerheide

In Elversele staan we bij de Sint-Rochuskerk. Sint Rochus van Montpellier gaf zijn vermogen weg aan de armen en vertrok per voet naar Rome. Dan is Parijs naar Rotterdam nog een makkie te noemen. Die Rochus was ook een soort van Roparunner dus. In Café de Moezen is de plaatselijke bevolking zich aan het bezatten. Boven de toog hangen sjaaltjes van SK Lokeren. Het zorgt ervoor dat mijn oriëntatie weer een beetje op orde komt. We zijn dus in de buurt van Lokeren.

Het regent en team A heeft het weer voor hun kiezen gekregen. Ze kunnen de warmte van de campers opzoeken en we zien ze straks weer. Over een uur of zes dus. De plaatsnamen gaan mij steeds meer wat zeggen. Temse, Kruibeke en ik zie een bord naar rechts met Beveren erop. Door alle kansloze voetbaltrips in de lagere Belgische divisies weet ik dat we dichter- en dichterbij Antwerpen komen. Eenmaal in de Sinjorenstad is het een groot gedeelte run-bike-run, hier kunnen óf mogen de auto’s niet mee en moeten alle lopers op de fiets. Behalve diegene die loopt. Om de kilometer lossen we af en door het fietsen voelen mijn benen lekker aan.

De Sint Annatunnel brengt ons van de linker- naar de rechteroever in Antwerpen. We lopen langs het Steen en zien de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal die verlicht wordt in de donkere nacht. Af en toe komen we mensen op straat tegen. Maar voor de rest lijkt deze stad uitgestorven. Alleen dronkenlappen en bakkers zijn nu nog wakker. Het miezert maar het is wel 14 graden. Deze nacht voelt heel anders aan dan de eerste nacht. Ik voel me op een rare manier supergoed.

Kapellen en Ertbrand volgen, we komen in de buurt van Nederland. Heel af en toe kringelt de geur van versgebakken brood mijn neusgat in. De winkels zijn nu nog niet open dus we houden het bij, de door de catering, vooraf gesmeerde boterhammen. Ook de catering heeft een prestatie geleverd om nog maar te zwijgen van de chauffeurs. Bij Putte gaan we de grens over. Hier en daar zitten mensen voor hun huis te wachten met een biertje in hun hand. In Ossendrecht lijkt de hele bevolking wel dronken. Het is in dit plaatsje een kruising tussen carnaval en Koningsdag. Iedereen is op straat en is aan het drinken. Het is kwart over zes in de ochtend en bij een van de kroegen staat iemand die amper op zijn benen kan staan. Een nachtje doorhalen is vermoeiender dan hardlopen van Parijs naar Rotterdam. Wij zien er een stuk frisser uit.

Hoogerheide is onze eindbestemming. Ieder dorp heeft zo zijn Roparun-tradities en hier is dat het aanbieden van eieren met spek. Ik eet de boterham gulzig op. Hardlopen maakt hongerig. Team A staat naast een supermarkt geparkeerd en is er klaar voor. Hun laatste etappe, richting Klaaswaal.

wpid-photogrid_1432646054455.jpg

Klaaswaal – Rotterdam

Na een korte slaap kijk ik halverwege de rit op mijn telefoon. Veel nieuwe likes en comments bij mijn Facebook-post. Ook Sandra stuurt lieve berichtjes en even later voel ik de tranen langs mijn wangen lopen. Een mengeling van trots, vermoeidheid en heimwee maken zich meester van mij. Trots op het team en op mezelf, dat we deze prestatie leveren. Heimwee naar de Roparun. Er moet nog een etappe komen maar ik weet nu al dat ik dit ga missen. En ik voel ook een soort van verdriet voor de mensen die ik ken die dierbaren verloren hebben aan kanker. En ben dankbaar dat het met Sandra goed is afgelopen.

Het raampje bovenin de camper is een rechthoek en het rolgordijn zit half dicht. Het landschap trekt voorbij als een eeuwigdurende panoramafoto. Ik herken de opslagplaats van de provincie Zuid-Holland bij Numansdorp en iets later de toren in Klaaswaal. We zijn bijna bij de laatste wisselplek.

Sandra’s moeder komt kijken en ziet wat de Roparun allemaal met zich meebrengt. De vele campers staan in de berm te wachten op de andere teams. Er is nog 30 kilometer te gaan en de laatste etappe is run-bike-run. Team A gaat met ons mee op de fiets maar zij zullen niet meer gaan lopen. Die hebben er net 60 kilometer op zitten.

In Oud-Beijerland kom ik veel bekenden tegen die staan te kijken, en ook hier heeft het feest wat weg van Koningsdag. Op sommige plekken lijkt het wel een etappe in de Tour de France. Het publiek staat rijen dik en we moeten ons er met het hele team tussendoor wurmen. Links en rechts een high five gevend. Hetzelfde is het geval in Barendrecht maar daarvoor moesten we eerst de Heinenoordtunnel door. Dit keer niet op de Vespa tijdens een ride-out maar nu op de fiets. De tunnel is koud en ik heb moeite met omhoog fietsen. Gelukkig is daar altijd nog de roltrap. De roltrap in de Sint Anna-tunnel in Antwerpen straalde grandeur uit, de roltrap in de Heinenoord-tunnel komt als geroepen.

Ook in Barendrecht veel bekenden en niet veel later steken we de A29 over. Voor het eerst geen aanmoedigingen of toeterende auto’s. De automobilisten zijn op weg naar hun bestemming en hebben geen oog voor ons, hoog bovenop het fietspad. Heel even zijn we een anoniem groepje mensen.

Eenmaal op zuid komt de finish dichterbij. Ik heb de eer om langs het Daniel den Hoed te mogen lopen. In de verte zie ik al een rode boog staan bij het gebouw waar ik samen met Sandra een keer of 30 ben geweest in 2002 en 2003. Ik kijk naar links en zie dat de fietsster het te kwaad krijgt. Zij heeft een dierbare verloren aan deze klote-ziekte en schiet vol. Ik krijg een traan in mijn ooghoek als de mensen bij de Daniel den Hoed letterlijk hun hoedje voor mij af nemen. Maar zij zijn juist de mensen waar ik mijn hoedje voor af zou moeten nemen. Ik onderdruk de neiging om hier mijn vuist in de lucht te steken, dit is mijn laatste stukje rennen maar hier juichen zou ongepast zijn.

De Laan op Zuid voelt aan als een boulevard terwijl het normaal gesproken gewoon een saaie rechte weg is. Eentje waar je moet oppassen dat je niet te hard rijdt als we uit De Kuip komen. Bij de finish staan mijn ouders, mijn zus en Patrick en iets verderop schoonzus Sandra en Linn. Die hebben een spandoek gemaakt voor mij en Luca. Aan de voet van de Erasmusbrug zie ik mijn nichtje en even later komt Bastiaan naar mij toegerend met Sandra er lopend achteraan. Ik omhels ze alsof ik ze weken niet heb gezien. En zo voelt het ook. Je wilt van alles delen van deze ervaring, deze unieke ervaring.

Op de Coolsingel leveren we onze fietsen in en lopen we door naar het stadhuis. Team na team wordt gehuldigd en ik zie steeds meer bekenden staan. Menno en Laura staan langs de kant en ook van hen krijg ik bloemen. Als wij aan de beurt zijn om over de finish te rennen, rent Bastiaan met mij mee. Op de foto voor het stadhuis voel ik me meer dan trots. Op deze plek heb ik Feyenoord een aantal malen toegejuicht, nu valt het applaus ons ten deel. Het aangeboden biertje zakt direct in mijn tenen.

Bij Rijndam krijg ik mijn medaille en kijk er verwonderd naar. Een week geleden had ik niet verwacht met dit kleinood in mijn handen te staan. Ik neem afscheid van het hele team en maak waar mogelijk welgemeende complimentjes. Want als je iets kunt leren van zo’n prestatie is dat als je samenwerkt mensen tot veel in staat zijn, ook al ken je ze niet of nauwelijks. Op weg naar huis krijg ik bijna heimwee naar de camper, de dixi’s, het nachtelijke rennen en het gebrek aan slaap. Bijna.

Maar als ze me volgend jaar weer vragen zeg ik uiteraard ja.

Roparun, deel 1

Ok, ik loop dus mee met de Roparun. Als het me een half jaar geleden gevraagd was had ik waarschijnlijk nee gezegd. Nu kwam de vraag op een moment dat je er eigenlijk niet meer logisch over nadenkt en gewoon ja zegt. Misschien is dat wel de boodschap, gewoon vaker ja zeggen.

Ik loop mee met het team van Rijndam Revalidatie en dat is team 149. De teampagina staat hier (klikkerdeklik) en de route kun je hier in Google Maps vinden (klikkerdeklik). Ze hebben ook een eigen Facebook-pagina die hier te vinden is (klikkerdeklik).

Op de site van http://www.roparunlive.nl/ kun je zien waar we zijn en wat onze snelheid is. De snelheid die we verwachten te gaan lopen is 11 km/h. Dat zou betekenen dat we ergens tussen 12 en 14:00 over de Coolsingel denderen, maar dat kun je dus zien op http://www.roparunlive.nl/. Ze hebben ook een app die je in de diverse stores kunt downloaden.

Ik loop overigens de volgende etappes. Drie van deze etappes vinden in het donker plaats. En dat lijkt mij een erg bijzondere ervaring.

Plailly – Villers sur Coudun
Doully – Bertry
Mons Borinage/Bousu – Leerbeek/Gooik
Eversele – Hoogerheide
Klaaswaal – Rotterdam

Ik heb er enorm veel zin in. We gaan wel zien wat dit avontuur brengt.

22052015

Wat heb ik nu weer gedaan?

Vol ongeloof staar ik naar het scherm van mijn telefoon. Ik heb zojuist ja gezegd. Ja op de vraag of ik morgen mee wil naar Parijs. Niet om de schilderijen in het Louvre te bekijken, of om de Eiffeltoren te beklimmen. Nee, de eindbestemming is een Formule 1 hotel aan de rand van de snelweg. Nou ja, dat is niet de echte eindbestemming. De echte eindbestemming is de Coolsingel in Rotterdam. Ja, ik doe last-minute mee aan de Roparun.

Meer dan 520 kilometer van Parijs naar Rotterdam waarbij ik, in etappes van 1 kilometer per keer, in totaal 65 kilometer voor mijn rekening neem. 65 kilometer in 48 uur, en dat voor iemand die normaal ongeveer 20 kilometer per week loopt. Het gaat dus een beproeving worden.

Al is beproeving niet het juiste woord. Het geld dat opgehaald wordt met de roparun is bestemd voor mensen met kanker. Zij zijn de mensen die een echte beproeving doorstaan. Mocht ik er doorheen zitten op een bepaald moment dan denk ik weer terug aan 2002 toen de ziekte ook ons raakte. En hoe stoer Sandra destijds was.

Zonder op sentimenten in te willen spelen. Het schijnt een avontuur voor het leven te zijn en ik heb er enorm veel zin in. Doneren op mijn naam gaat niet meer omdat ik net toegevoegd ben, maar wel op naam van het team. Dat kan hier.

Suikerspin

Vlak voor de ingang trekken we een sprintje. Wie het eerst bij het hek is heeft gewonnen. Als hij me in wil halen trek ik aan zijn arm. Bastiaan gaat op zijn beurt aan mijn been hangen. De wedstrijd eindigt onbeslist, we komen tegelijkertijd bij de security aan. Jongensdingen.

Gefouilleerd worden we niet en er is ook geen tas om in te kijken. Ik heb mijn portemonnee en fietssleutels bij me, voor de rest niets. Hoe anders was dat toen Bastiaan nog een baby was? Als we samen op stap gingen moest je altijd een tas bij je hebben met luiers, tussendoortjes, drinken en snoetepoetsers. Nu gaan we als grote jongens samen op stap. De wijde wereld in.

Hip Rotterdam doet zich tegoed aan dure zakken friet, Nederlandse tapas en overheerlijke broodjes bal. De eigenaar ken ik nog van de Rotonde en ik maak een praatje bij zijn bakfiets. Bastiaan lurkt aan zijn tweede beker ice-tea en kijkt of er qua eten nog wat van zijn gading bij zit.

‘Hé! Een suikerspin. Daar kun je een suikerspin halen.’

Ik stuur hem op pad met drie euro en kijk vanaf een afstandje of het goed gaat. Naast me zit een groepje moeders die met hun kinderen op pad zijn. Zonder de vaders van hun kinderen. Ik denk daar niets van. Die mannen zullen wel wat anders te doen hebben op deze zaterdagmiddag.

Als Bastiaan zijn buit binnen heeft weet ik gelijk weer waarom ik een hekel aan suikerspinnen heb. Na twee happen zit hij helemaal onder, en ik heb niets bij me om hem schoon te maken.

‘Probeer even wat netter te eten. Ik heb geen doekjes bij me.’

De vrouwen naast me kijken me aan alsof ik alleen in het weekend mijn zoon op bezoek heb. Wie neemt er nou geen schoonmaakdoekjes mee? Onbewust zie ik hun ogen afdwalen naar mijn ringloze vingers. Een man samen met zijn zoon, zonder vrouw. Ik word bekeken als een gescheiden vader en krijg een snoetepoetser van een van de vrouwen.

‘Mama heeft wel altijd doekjes bij zich hoor.’ Bastiaan zijn opmerking maakt het er niet beter op. Ik sta er weer fraai op. Blikken vol medelijden komen mijn kant op.

‘Kom. We gaan naar de kroeg. Sigaren roken en naar vrouwen kijken.’ zeg ik tegen Bastiaan. De moeders in vertwijfeling achterlatend over zijn opvoeding. Dat zal ze leren.

Gras

In het stadion aan de maas
Kijk ik naar het groene veld
Het Legioen schreeuwt al een man
In het stadion aan de maas
Het voelt als een warm bad
Deel van deze massa te zijn
In het stadion aan de maas
Kijk ik naar een leeg groen veld

Dit was de derde opdracht van de cursus ‘De beginnende schrijver’. Het schrijven van een gedicht.

P1120495