Family Ties

Mijn jeugd werd gedomineerd door Amerikaanse tv-series met disfunctionele families. Daar vochten de families Ewing, Colby en Carrington elkaar de tent uit in de series Dallas en Dynastie. In Chicago zat Al Bundy op de bank te luieren terwijl zijn vrouw Peggy al zijn geld uitgaf. Ook bij de families in Family Ties en Who’s the Boss was er altijd wel iets aan de hand. Van een fijn familiegevoel was nergens sprake.

Datzelfde gevoel krijg ik altijd als men over de Feyenoord-familie spreekt. Behalve een liefde voor de club Feyenoord is er nergens harmonie. Dat bleek weer na de bekendmaking dat Mark Koevermans stopte als Algemeen Directeur. De eerste stofwolken waren nog niet neergedaald of het ging alweer over afkoopsommen, de angst voor een beslissing over het stadiondossier en een bericht dat de rest van het bestuur Koevermans toch wilde lozen. Het gedrag van de heren Van Bodegom en Moussault op de persconferentie versterkten het familiegevoel allerminst.

De pijlen voor een nieuwe Algemeen Directeur zijn nu gericht op de vrij onbekende Dennis Te Kloese. Werkzaam in Amerika, het moederland der televisieseries.

Een andere serie uit mijn jeugd was The A-Team. Om onbegrijpelijke redenen werden zij altijd opgesloten in een schuur vol lasapparaten, staal en landbouwvoertuigen om zich zo een weg naar buiten te kunnen vechten.

In Rotterdam hebben we minder Dallas en Dynastie nodig en meer van The A-Team om eindelijk eens schoon schip te maken in de wirwar van belangen, commissies en clubjes die onze club al tientallen jaren in een houdgreep houden.

Reikhalzend kijk ik uit naar een persconferentie waar de nieuwe directeur, gehuld in een wolk van sigarenrook, en na talloze hervormingen binnen de club gevoerd te hebben de aanwezige pers aankijkt en de legendarische woorden spreekt:

‘I love it when a plan comes together.’

Onderzeeër

Een klein berichtje in de krant van vandaag. Een politieke partij zou graag zien dat defensie twee nieuw te bouwen fregatten van de marine gaat vernoemen naar ‘Stoere Vrouwen’. Nu is de definitie van stoer een erg ruim begrip. Ik snap dat het vrouwen moeten zijn die voor Nederland iets betekend moeten hebben. Dus Sandra, mijn moeder en mijn eerste kleuterjuf die het gat in mijn hoofd vakkundig verbond nadat ik met mijn geitenwollen sokken was uitgegleden bij de lapjeskat zullen niet in aanmerking komen vrees ik.

De partij zou zelf de eerste vrouwelijke militair in de Nederlandse krijgsmacht een goed voorbeeld vinden of een verzetsheldin. Prima suggesties natuurlijk. Maar als je de jeugd een switch naar de krijgsmacht wil laten maken zou ik toch voor wat moderne namen gaan.

Lieke Martens omdat ze altijd raak schiet? Dafne Schippers omdat ze zo snel is? Een stealth-schip vernoemen naar Wendy van Dijk vanwege haar vele vermommingen? Het is nog best lastig om een goede naam te kiezen.

Maar na lang wikken en wegen ben ik eruit: de onderzeeboot, en dan vooral vanwege de vorm ervan, zou ik vernoemen naar Kim Holland. En voor een vliegdekschip, mochten we die ooit bouwen, dan is Famke Louise een goede keuze. Die ziet ze namelijk ook vliegen.

Het veldje

Vanuit mijn keukenraam zie ik Bastiaan op het grasveld zitten met twee klasgenoten. Zo te horen hebben ze het over Pokemon of over Cuphead, een spel dat Bastiaan net op de PlayStation heeft geïnstalleerd. Nog twee weken en dan zit de vakantie erop en begint het laatste jaar van de basisschool.

Met weemoed denk ik terug aan mijn eigen zomervakanties. Kamperen in Drenthe of op de Veluwe. En eenmaal terug met onze straat Olympische spelen organiseren. Of met zijn allen voetballen tegen de vaders na het eten. Allemaal op ons eigen veldje in de wijk.

Wat we hier deden weet ik niet maar ik vermoed een zelfverzonnen tentenkamp of spelletjesdag. Waarschijnlijk stond het geschreven op het spandoek dat mijn zus en Karin beethielden maar de fotograaf had met een ouderwets rolletje maar 1 kans.

De trainingspakken, oranje stoelen en de kapsels. Hier hebben we nog een heel leven voor ons. Net zoals de drie jongens die ik hiervandaan hoor kwetteren over Pokemon, nog één jaartje echt kind zijn. Ik zou ervoor tekenen.

Seven-Eleven

Het bericht dat Amerikaanse investeerders geïnteresseerd zouden zijn in een deel van de aandelen van Feyenoord bereikte mij in Bangkok. In de straten van de Thaise hoofdstad was het drukkend warm. Zo warm dat een bezoekje aan een van de vierduizend Seven-eleven supermarkten die de stad rijk is, en waar het binnen ijskoud is, een welkome afwisseling is voor een net gearriveerde toerist.

In het straatbeeld van Bangkok verliest Boeddha steeds meer terrein aan smartphone, shoppingmalls en Starbucks. Per bezoek neemt het gevoel dat het mystieke Azië hier aan het afbrokkelen is toe.

Zou het imago van Feyenoord ook afbrokkelen met de Amerikaanse investeerders? Een cultclub met een stadion dat weliswaar hoog op de bezoeklijstjes staat bij echte voetbalfans maar waar het achterstallig onderhoud steeds meer aan het daglicht komt.

Wordt die cultclub, die overigens zelden kampioen wordt, een speeltje van miljonairs die meer willen bepalen dan ons lief is? Van Droomparken naar de Big American Dream? Van krantenjongens naar miljonairs?

Maar wat als we daardoor wel goed voetbal krijgen te zien en prijzen gaan winnen? De gedachte alleen al voelde als het verkopen van mijn ziel aan de duivel. Maar ook ik zou wel eens een normale, rustige voorbereiding mee willen maken. Of een seizoen waarin Feyenoord eindelijk een einde maakt aan de ‘slapende reus’ en gewoon een wakkere reus wordt die krachtig gaat heersen in de vaderlandse competitie. Waar titels geen incidenten meer zijn. Eindelijk een keer al die verwachtingen waarmaken.

Verscholen naast een van de Seven-Elevens was de ingang naar een Boeddhistische tempel. De zware geur van wierook kwam me tegemoet. Een meisje met een smartphone bracht een offer aan haar god.

Vooruitgang en traditie hoeven elkaar niet te bijten bedacht ik me. Dan neem ik een Starbucks in De Kuip wel op de koop toe.

Pelargonium

Bastiaan zijn plant lijkt dood te gaan. En het is onze schuld, iets teveel pokon gegeven en nu hangt ie op half zeven.

Wat moet een negenjarige met een pelargonium? Het is een schooloverstijgende uitdaging voor groep 6’ers. Wie zijn geranium (het is familie van elkaar) het hoogst weet te kweken mag bij de burgemeester langs komen.

“Op een natuurlijke manier, dus niet in de kas van opa Wil!” kregen we direct te horen.

Nu probeer ik Bastiaan zijn verwachtingen zo nu en dan te temperen want bij iedere puzzel, prijsvraag of ingezonden mop ziet hij zichzelf al als winnaar op het bordes staan. Maar na tien keer zeggen dat het leven niet altijd eerlijk verloopt voelde ik mezelf stokoud. Plus dat ik dat soort teksten te pas en te onpas terug krijg. Er zit een limiet op het gebruik van levenswijsheden.

De plant staat tijdelijk in de inloopkast, een plek waar hij nooit komt. Alleen bestaat nu het gevaar dat hij, juist vandaag, die kant op gaat. Zodoende loop ik nu heen en weer voor de deur van de inloopkast als een guard voor het Engelse paleis. Het voelt een beetje als het verstoppen van een cadeau voor het sinterklaasfeest. 

Hopelijk trekt de plant zijn overdosis aan pokon en staat ie er morgen fris bij. Anders zit er niets anders op dan stiekem een nieuwe kopen.

En dan toch even in de kas van opa Wil.

Grutto

Gierend van het lachen komen Bastiaan en zijn beste maat het schoolgebouw uit. Als we het plein af zijn vraag ik waar ze zo hard om moeten lachen en ze antwoorden met een paar vogelgeluiden en bewegingen waar Michael Jackson jaloers op zou zijn.

In de klas hebben ze op tv gezien hoe gruttomannetjes de gruttovrouwtjes het hof maken en dat zorgde voor de nodige hilariteit in groep 6.

Maar de grutto’s vragen het tenminste nog leggen de heren mij uit. Bij de aflevering met herten was daar geen sprake van en zag je zelfs de ‘dingdong’ van de bok én, zeggen ze besmuikt, ook het ‘seksen’. Ze krijgen er allebei rode wangen van. De hele terugweg demonstreren ze op paaltjes en hekjes een ‘hert’.

Vlakbij huis gaan beide heren richting hun zelfgebouwde hut. Ik wens ze succes met de hindes en krijg als antwoord dat ze grutto’s zijn.

Die vrágen het tenminste.

Fortnite

“En, spelen er eigenlijk ook meisjes in je klas Fortnite?”

Zoals altijd loopt Bastiaan iets achter me op weg naar school. Zijn handen zijn gestoken in de zakken van zijn korte broek en hij heeft net honderduit over skins en geweren uit Fortnite verteld.

“Ja. Eentje. Daar heb ik laatst tegen gespeeld. Maar omdat ze het nog niet zo goed kon vroeg ze of ik niet al teveel mijn best wilde doen. En toen heb ik op de iPad alle knoppen maar omgedraaid zodat het moeilijker voor mij werd. Als ik dacht te springen dook ik, en andersom.”

We grinniken allebei om deze actie en ik vertel hem dat het goed bedacht én heel aardig van hem was. Even lijkt het erop dat hij de uitkomst van het spelletje wil verzwijgen. Zou hij door zijn hoffelijkheid verloren hebben? Dan doet hij dat nooit meer.

Maar vlak voor het zebrapad klinkt het een halve meter achter me:

“Maar ja, toen won ik alsnog.”

Gelukkig maar 😉

Liew

Ons campertje had een mooi plekje gekregen op de camping in Frankrijk. In de schaduw en vlakbij de douches en toiletten. Geen overbodige luxe als je met een peuter van anderhalf op vakantie bent.

Het trapje voor het toiletgebouw werd Bastiaan zijn hangplek. Iedere campinggast die naar het toilet of douche wilde kreeg persoonlijke begeleiding het gebouwtje in. Heel even overwogen we om een schoteltje naast hem te zetten. Dan zou hij in mum van tijd ons verblijf op de camping terugverdiend hebben.

Heel soms moesten we hem even uit het badhuis halen als hij in zijn enthousiasme tot in de douchecabine meeliep. Binnen twee dagen tijd kende de hele camping het kleine blonde mannetje dat liever op de trap bivakkeerde dan te dobberen in het zwembad.

De Franse kampeerders bleken erg chauvinistisch te zijn qua autokeuze. Naast iedere caravan stond een peugeot te blinken in de zon. Als Bastiaan aan de hand van zijn moeder weer eens zijn inspectieronde over de camping liep stond hij bij iedere Peugeot stil, wees op het logo en zei ‘liew’ gevolgd door een ‘wroaar’, je hoorde zo waar hij was.

Na twee weken zon, pastis en lekker eten was het tijd om naar huis te gaan. Ons Volkswagen campertje stuurde ik over de Franse snelwegen richting Nederland. Op de achterbank leek Bastiaan te slapen in zijn maxicosi.

Of we al in de buurt van Lille waren wilde Sandra weten. Vanaf de achterbank klonk een harde grom ‘Wroaaaaaaaaar!’

Avondvierdaagse

Voor me liep een man die een onnavolgbaar verhaal vertelde tegen zijn dochter over brandende kabouterhuisjes, en dat met iedere stap die ze richting de finish nam er meer water beschikbaar zou zijn voor het blussen ervan.

De finish van de derde etappe van de avondvierdaagse lag nog geen tweehonderd meter verder maar de tranen die het meisje huilde leken mij voldoende om een heel kabouterdorp te blussen.

Je ziet ze vaker, ouders die op luide toon ‘en plein public’ hun kind terecht wijzen of van opvoedkundige tips proberen te voorzien. Meestal schiet mijn irritatiemeter gelijk in het rood van zulke mensen. Maar dat kan ook aan mij liggen. Ik kwam gisteren niet verder dan ‘als je nou een beetje door eet van die appel dan kunnen we zo nog een ijsje halen’. Nee, verwacht van mijn hand geen boek vol pedagogische wijsheden.

Bastiaan en zijn maatje klommen op heuvels, rolden door vers gemaaid gras en hadden de neiging om iedere keer voor je voeten te gaan lopen als je nét een beetje door kon lopen. Vaders hadden hun kantoorkloffie ingeruild voor een korte broek en de moeders liepen zonder uitzondering in zomerjurkjes waarbij de conclusie getrokken kan worden dat horizontale streepjes nog steeds in zijn. Bij een van de moeders bungelde een rugzak met daarop een eenhoorn en de naam van haar dochter. Een vijf-letterige naam met vier klinkers waarvan ik met de beste wil van de wereld niet kon raden hoe dit uit te spreken viel.

Op het terrein van de finish viel Bastiaan zijn appel ‘per ongeluk’ op de grond. Ik wilde op luide toon een angstaanjagend verhaal gaan vertellen over brandende kabouterhuisjes maar ik hield me in.

Het ijsje na afloop smaakte erg lekker. En als je het hoorntje op zijn kop hield was het net een puntmuts.

Strepsil

Bastiaan: “Hoe laat is het?”

Ik: “Iets voor half negen. Hoezo?”

Bastiaan: “Nou, ik heb nog steeds pijn in mijn keel en hierop staat dat je ze na 20:20 niet meer in mag nemen.”