Gerrit, deel 13

Bomp, bomp.

Gerrit werd niet gelijk wakker van het gebonk op zijn voordeur. De doffe dreunen brachten hem in gedachten terug naar een jaar of vijftien geleden. Dag in, dag uit was het zoontje van hun benedenburen aan het voetballen tegen de muur van het complex.

Het ventje had met krijt cirkels op de muur getekend met daarin cijfers. Met zijn tong uit zijn mond probeerde hij de bal in de cirkels met het hoogste getal te krijgen. Urenlang.

In het begin waren Gerrit en Mien gek geworden van de doffe dreunen maar toen Gerrit zijn zegje wilde doen en aanbelde bij zijn onderburen was hij gesmolten. In de deuropening stond een klein meisje met ravenzwart haar in een vlecht en amandelvormige ogen. Haar moeder stond achter haar in een kleurige jurk en sprak slechts gebrekkig Nederlands.

Na een kort gesprekje begreep Gerrit dat de bal het enige speelgoed was dat het jongetje had. Zijn vader werkte in een van de vele garages die aan de rand van de stad verschenen waren.

Op een mooie lentedag was Gerrit net de afwas aan het doen. Het geluid van een bal die een muur raakt klonk buiten als een bekende echo. Hij keek naar buiten en zag het buurjongetje, de tong uit de mond. Het vertrouwde geluid werd minuten later onderbroken door het geluid van brekend aardewerk.

Mien schrok zich rot en Gerrit stormde naar buiten.

“Wel Go…..”

Verder kwam hij niet. Naast de scherven van de bloempot stond het buurjongetje te huilen. Hij had de bloempot willen vangen met als gevolg dat er boven zijn linkeroog een flinke snee was verschenen. Het bloed stroomde over zijn gezicht.

Gerrit stormde naar beneden om het krijsende ventje te helpen. Met de theedoek die hij nog in zijn hand had depte Gerrit de wond.

‘Zo vriend, dat wordt een lelijke jaap denk ik’

Het jochie keek hem tussen zijn tranen door boos aan. Zijn zusje die naast hem stond keek zowat nog bozer.

‘Je wordt zelf een lelijke Jaap’ beet ze hem toe. De jaren die volgden noemde Gerrit het kleine kereltje steevast Jaap. Totdat de familie verhuisde naar een ander deel van de stad. Het vertrouwde gebonk op de muur hield van de ene op de andere dag op. Gerrit had geen idee wat er van hen geworden was.

Bomp, bomp.

Hans was bijna van plan de deur in te trappen toen Gerrit de sleutel in het slot omdraaide.

‘Kelere man, lag je te slapen? De wedstrijd begint over een kwartier.’

‘Ook goedemiddag Hans.’ Gerrit zette een kop koffie voor zichzelf en pakte een biertje voor Hans. Ze hadden besloten de verre uitwedstrijd op televisie te gaan kijken. Gerrit zag op tegen de lange treinreis en Hans had slechte herinneringen aan het stadion waar vandaag gevoetbald werd. Hun club won er zelden.

Na een half uur spelen hadden ze alle reden om wat sterkers in te schenken. Ze stonden 0-3 voor en het leek een makkelijke middag te gaan worden. Wie had dat gedacht?

Rond de 70e minuut volgde de derde wissel in hun team. Hun topscorer werd van het veld gehaald en een nieuwe speler meldde zich aan de zijlijn. Bij deze stand konden talenten even wennen aan het niveau.

Zowel Gerrit als Hans had geen idee wie deze jeugdspeler was, al dacht Gerrit zijn naam wel te herkennen. Misschien had hij over hem gelezen in de krant.

Na een paar mislukte acties kreeg de nieuweling de bal voor zijn voeten, zijn schot krulde buiten bereik van de keeper boven op de lat. De televisie toonde de herhaling en zoomde op de speler in.

Donkere krullen, zijn tong wat uit zijn mond toen hij schoot. Boven zijn linkeroog een litteken.

 ‘Ik krijg nog een bloempot van dat kereltje’ zei Gerrit

Hans keek hem verbaasd aan.

Gerrit, deel 12.

Didier lag op zijn kussentje (in clubkleuren, een cadeau van zijn buurvrouw) te slapen terwijl Gerrit een kop koffie inschonk. Allebei schrokken ze van de deurbel. De kat vanwege het geluid en Gerrit vanwege het feit dát de deurbel ging. Zo vaak kwam er nou ook weer niemand onaangekondigd langs.

Met grote passen stormde Hans naar binnen, nog voordat Gerrit hallo tegen zijn vriend kon zeggen stak Hans al van wal.

‘Het is niet te geloven Gerrit, Ronald en Joyce hebben nu zo’n ruzie met elkaar dat hij niet mee gaat naar Skopje. Ik zie het niet zitten om in mijn eentje te gaan. Wil je echt niet mee?’

Gerrit had nog nooit gevlogen en dat was de voornaamste reden om niet mee te gaan naar deze Europese uitwedstrijd. Hij had geen vliegangst, of in ieder geval niet dat hij het wist.

‘Kijk, het ticket is al betaald en hij hoeft er geen geld voor te hebben. Het zijn alleen de administratiekosten die je moet betalen ouwe reus. Een buitenkansje. Ga nou mee, het wordt vast geweldig.’

Gerrit wist niet goed wat hij er van moest denken. Macedonië, voor zijn gevoel aten ze er nog mensenvlees en liepen ze blootsvoets. Wat moest hij daar doen? Hij begon het echter ook wel sneu voor zijn vriend te vinden. Hij wist dat Hans zich na hun trip naar Engeland verheugde op een volgende Europese uitwedstrijd.

‘We laten die kat beslissen.’ Zei Hans. ‘Als hij raadt in welke hand ik het brokje heb ga je mee.’

Gerrit schoot in de lach. Op deze manier zou Hans altijd zijn gelijk krijgen. Diep van binnen twijfelde hij enorm en dacht hij aan wat Mien ervan gevonden zou hebben. Ze had de laatste jaren van haar leven vaak tegen Gerrit gezegd dat ze spijt had dat ze niet wat vaker gereisd hadden. Het was geen verwijt richting Gerrit want de situatie was er gewoon niet naar.

In zijn hoofd hoorde hij het Mien zo zeggen ‘ga toch mee, geniet van je leven’. Gerrit kreeg een traan in zijn ooghoek en veegde die snel weg voordat Hans het kon zien. Maar Hans had geen oog voor Gerrit, hij was druk met Didier aan het spelen. De kleine kat verdween in zijn grote handen.

‘Goed, ik ga mee. Ik ga er vast veel spijt van krijgen. Maar ik ga mee. Boek dat ticket om en laat weten wat ik nog meer in dat godvergeten land nodig ga hebben. Ik heb geen idee wat voor munt ze daar hebben. Of betalen ze soms nog met kralen en spiegels?’

Een week later zaten Gerrit en Hans op de luchthaven te wachten op het vertrek van hun vliegtuig. Gerrit was nerveus. Zo’n groot vliegveld leek wel een stad op zich. Het was drukker dan hij zich had voorgesteld. Een grote mierenhoop van mensen die allemaal een andere kant uit leken te gaan.

De vlucht was goedkoop geweest en ze vlogen met de nationale luchtvaartmaatschappij van Macedonië. Gerrit had terloops opgemerkt dat ze waarschijnlijk zelf kerosine mee moesten nemen omdat het zo goedkoop was. Hans kon er alleen maar om lachen.

Eenmaal in de lucht kwam een stewardess langs om de eerste drankjes te serveren. Bij het bestelde biertje kregen ze een hartversterkertje geserveerd. Mastika had Hans na veel gepuzzel weten te ontcijferen. Dat cyrillische schrift was met een beetje geduld wel uit te komen.

Gerrit nam een slok en moest zijn best doen om niet gelijk in geproest uit te barsten.

‘Kelere Hans, deze vliegtuigen vliegen niet alleen op kerosine. Ze serveren het ook als borrel.’

De lach van Hans was tot in de cockpit te horen.

 

Gerrit, deel 11.

Gerrit keek nog een keer naar het zwarte ronde bolletje dat op zijn schoot lag. Alsof het beestje het door had draaide het zijn kop naar Gerrit toe en spinde tevreden.

Waar Gerrit normaliter tijdens de wedstrijden op televisie geen seconde stil kon zitten hield hij zich nu gedeisd. Een onverwachte beweging en het jonge katje zou weer onder de bank kruipen. Precies zoals het de eerste twee dagen in Gerrit zijn huis had gedaan.

Op het scherm zag Gerrit tot zijn grote teleurstelling dat het al snel 1-0 voor de thuisploeg stond. Om de een of andere manier had zijn club een abonnement op verliezen bij laagvliegers.

Het poesje was een kadootje geweest van Hans zijn zoon Ronald. Die had gezegd dat Gerrit wel wat gezelschap kon gebruiken overdag. Eerst moest hij er niets van weten, wat moest hij nou met een huisdier? Maar toen hij het kleine beestje voor het eerst zag was hij verkocht. Het compleet zwarte katje was de eerste dagen wat schuw geweest, maar nu na een dag of drie volgde hij zijn nieuwe baasje overal door het kleine huisje.

Op televisie kreeg de thuisclub een strafschop.

‘Nou, zwarte kat. Je brengt nog geen geluk hé!’

Hans had voor de wedstrijd nog even gebeld, hoe het met Gerrit zijn nieuwe huisgenoot ging. En hij vroeg hem hoe hij het beestje had genoemd. Gerrit had geantwoord dat hij nog geen passende naam voor hem had bedacht.

De strafschop ging buiten bereik van de keeper op de paal en werd daarna verwerkt tot hoekschop. De tijd tikte in het voordeel van de tegenstander. En waren nog 35 minuten te spelen toen er een wissel plaats vond.

De net aangekochte middenvelder stond klaar langs de zijlijn. Didier Ngomba was een Nigeriaans international, op zijn shirt stond boven rugnummer 28 in grote letters Didier. Waarschijnlijk was de speler zich bewust dat de Nederlandse tv-commentatoren zijn achternaam moeilijk konden uitspreken.

Nog 27 minuten te gaan. Een vrije trap op het doel van de tegenstander resulteerde in een corner. De bal kwam op het hoofd van de nieuwe speler en vloog tegen de touwen. Gerrit balde zijn vuist en slaakte een kreet. Het kleine katje zette van schrik de nagels in Gerrit zijn been en zocht dekking onder de bank.

In de laatste tien minuten zette Gerrit zijn club aan, er moest gewonnen worden. Met nog 8 minuten te gaan volgde een scrimmage voor het doel. En waar de spitsen de hele dag al gefaald hadden deed Ngomba wat hij moest doen. Hij raakte de bal vol en via de binnenkant van de paal trof hij doel.

Gerrit maakte een vreugdedansje terwijl de Nigeriaan op televisie zijn tanden bloot lachte en zijn shirt over zijn hoofd trok. Een gele kaart was zijn deel maar niemand die daar na afloop om maalde. Drie punten waren drie punten.

Op het moment dat de Nigeriaanse middenvelder op tv gevraagd werd naar zijn eerste ervaringen in de Nederlandse competitie stak het kleine zwarte katje zijn hoofd onder de bank vandaan.

‘Weet je wat?’ zei Gerrit. ‘Didier, ik noem je Didier.’ Een kleine miauwtje klonk als een bevestiging.

 

Gerrit, deel 10

Gerrit en Hans stonden met Ronald te praten over de wedstrijd. Hans vroeg aan Ronald wanneer hij nou eindelijk eens opa werd en sloeg hem lachend op de schouders. Dan kon hij die kleine jongen meenemen naar de club. Ronald lachte schaapachtig en nam een slok van zijn bier.

Het ene biertje werden er twee en toen hij naar huis wilde gaan kwam Ferry met een nieuw rondje aan. Daarna was het Ronald zijn beurt want zo werkte dat nu eenmaal, en voor hij het wist was het al half zeven. Bijna drie uur na de wedstrijd kwam hij eindelijk thuis in hun appartement in het centrum van de stad.

Hij had Joyce een WhatsApp gestuurd met de mededeling dat hij wat ging drinken met de jongens maar daar kwam een koel ‘ok’ als reactie op terug. Hij had ook niet verwacht dat Joyce thuis zou zijn want meestal ging ze op zondagmiddag wat drinken met Sofia, haar hartsvriendin sinds de middelbare school. Hij kwam op zondagavond altijd in een leeg huis thuis.

Hij schrok zich rot toen ze ineens het huis binnenstormde. Hij zat Studio Sport te kijken, wachtend op de samenvatting van de wedstrijd waar hij net vandaan kwam. De presentator met het warrige haar las de opstellingen voor toen Joyce met een kwaad gezicht voor hem kwam staan.

“Ga nou niet voor de televisie staan Joyce, je weet dat ik de samenvattingen wil zien”
“Wat kan mij die samenvattingen nou interesseren? Je hebt die wedstrijd vanmiddag toch al gezien”
“Daar gaat het niet om”
“Nee, daar gaat het zeker niet om. Wie is Marion?”
“Huh?”

Hij was al lang geleden gestopt met het begrijpen van vrouwenlogica. Of misschien was hij er wel nooit aan begonnen om het te snappen. Tijdens ruzies werden vrouwen zo onredelijk. Dan werd die keer dat de kattenbak niet was gedaan er gelijk bij betrokken. Ook al was dat maanden geleden. Maar deze vraag was wel erg direct.

“Hoe bedoel je dat?”
“Je weet best wat ik bedoel. Wie is Marion?”
“Marion is een collega van kantoor”

Dit antwoord maakte Joyce nog kwader dan dat ze al was. Natuurlijk wist ze dat Marion een collega van kantoor was. Ronald wist dondersgoed waar dit vandaan kwam. Joyce haar vriendin Sofia was immers de teamleidster van Marion op de afdeling facturatie bij een groot verzekeringskantoor naast Centraal Station. En Sofia was ook bij de nieuwjaarsborrel aanwezig geweest.

“Ja, ik weet dat Marion een collega is ja. Een collega die je in het openbaar hebt staan zoenen op de nieuwjaarsborrel”
“Zo zit het helemaal niet.”
“Nou, leg dan maar eens uit hoe het wel zit, want volgens Sofia stond jij haar te zoenen.”
“Tsja, Sofia.” Hij sprak haar naam met een zekere afkeur uit.
“Tsja Sofia? Ik weet dat jullie elkaar niet liggen, maar zoiets als dit verzint ze niet. Kom op Ronald. Verdomme. Heb jij die vrouw gezoend of niet?”

Dat Ronald en Sofia elkaar niet lagen was geen geheim, zonder het echt uitgesproken te hebben was er een voelbare spanning tussen hem en de beste vriendin van zijn vrouw. Sofia was nogal materialistisch ingesteld en continu bezig met haar carrière. Ronald had het idee dat zijn vrouw daarin meegesleurd werd en neerkeek op Ronald en zijn baan. Om over zijn obsessie voor zijn voetbalclub nog maar te zwijgen

Op de televisie achter Joyce maakte middenvelder Emmer de eerste goal voor van die middag. Hij probeerde om Joyce heen te kijken die dit direct in de gaten had.

“Dat stomme klotevoetbal ook”
“Dat stomme, onvolwassen kutvoetbal ook, weetje, dit zegt genoeg Soms heb ik het idee dat je meer van die stomme club dan van mij houdt”
“Niet weer hé”
“Je hebt met haar gezoend hé?”
“Zo zit het helemaal niet”
“Vuile leugenaar!”

Met een klap sloeg de voordeur achter Joyce dicht. Ronald dacht na of hij meer van de club hield als van haar. Misschien had ze ergens nog wel gelijk ook.

Gerrit, deel 9

Ronald

Niet weer hé.
Niet alweer hé.
Na het gejuich in de ene hoek van het stadion toonde het scorebord aan de overkant met felle LED’s de kille cijfers. 85 minuten gespeeld, een tegen een.
Het was niet geloven. Zijn club zoveel beter in deze wedstrijd maar het onvermijdelijke was gebeurd. De eerste echte kans na rust was raak en puntverlies leek onvermijdelijk. Hij keek naar de tribune op de lange zijde waar zijn vader Hans zat met zijn voetbalmaat Gerrit.

Ronald dacht na over de gemiste kansen.
De gemiste kansen van zijn club in deze wedstrijd, en de wedstrijden hiervoor. En hoe een kampioenschap met deze stand verder weg leek dan ooit.
En over de gemiste kansen in zijn leven.
Zijn niet afgemaakte studie.
Zijn niet zo’n leuke baan.
En zijn huwelijk.

Godver, het lukte hem zelfs niet om tijdens dé wedstrijd van het jaar niet aan zijn huwelijk te denken. Overdag op kantoor waren de gedachtes nooit ver weg over hoe hij en Joyce uit elkaar waren gegroeid. Over hun verschil van mening over ongeveer alles. Althans zo leek het nu in ieder geval. Over een kinderwens (van zijn kant) en een avontuurlijk leven (van haar kant) en hoe die twee werelden meer en meer botsten. En dan was daar nog ‘de kus’ geweest.

Het stadion slaakte een oerkreet en Ronald was direct weer bij de les. Rechtsbuiten Van der Duijf ging zijn man voorbij en gaf de bal voor. De seconden dat de bal onderweg was leken wel een eeuwigheid te duren en in het stadion was iedereen het besef van tijd en plaats kwijt. Het enige wat iedereen wenste was een doelpunt. Op de penaltystip stond Gianluca Verre goed opgesteld, en de boomlange Italiaanse spits deed waar hij het hele seizoen al goed in was, namelijk koppen.

Als een raket sloeg de bal in achter de keeper en het stadion juichte als één man. De ringen van het monumentale gebouw bewogen als golven in de zee. Een buitenstaander zou wellicht gedacht hebben dat het stadion zou gaan breken. Maar de constructie van staal en beton hield al meer dan 75 jaar stand, dat was op deze koude zondagmiddag in januari niet anders.

Toen het gejuich was verstomd lag Ronald drie rijen lager in het vak waar hij al jarenlang zat. Bovenop hem lag een kluwen mensen en tussen een aantal bekende, en minder bekende gezichten, ontwaarde hij zijn voetbalmaat Gerard. Die keek hem aan met een grote grijns en zodra ze allebei weer stonden volgde een high five en een omhelzing. Martijn en Ferry waren in een soort van innige omhelzing en het was grappig om die twee grote mannen zo blij als een kind te zien na wat de winnende goal bleek te zijn.

Op het veld volgde na het laatste fluitsignaal een feest van jewelste en Gerard stelde voor om wat te gaan drinken.

“Kom op man, eentje kan toch wel? Joyce zal toch wel weten van deze heroïsche overwinning? Ze zal het je vast vergeven als je wat later bent?”
Maar Joyce was niet zo vergevingsgezind de laatste tijd.

“Kom op Ronald, we gaan naar de Oude Pui”. Ook Martijn en Ferry mengden zich in de discussie.

“We drinken er eentje, na zo’n wedstrijd kun je niet afhaken gozer. We doen nog volop mee om de titel en van 1 biertje ga je niet dood hoor”.
“Ok, ik ga wel mee. Eentje dan”.

Ronald sprak deze woorden zonder veel waarde te hechten aan wat de gevolgen zouden kunnen zijn. Zijn club had in de laatste minuut gewonnen van de aartsrivaal en dat moest gevierd worden. In de Oude Pui was het druk en in de verte zag hij zijn vader en Gerrit staan. Hans stak een duim op en Ronald probeerde oprecht te lachen naar zijn vader, in zijn achterhoofd dacht hij na over de toekomst.

Marion

“Kom op dames, nog 1 keer”

Marion keek naar de fitnessinstructrice met een blik die voor de helft uit medelijden bestond en voor de helft uit haat.

Medelijden met haar zelf en haar lichaam (en de spierpijn die er morgen onherroepelijk zou zijn) en oprechte haat omdat de instructrice eruit zag als een… Ja, als een wat. Als een fitnessinstructrice dus. Met een sixpack en ook nog eens billen zo stevig als twee kleine voetballen.

Haar egale huid, schijnbaar perfecte haar en tandpasta-glimlach werkten ook niet mee om haar sympathiek te vinden.
Met haar allerlaatste krachten deed Marion nog een keer mee op de keiharde beats in het zaaltje van de sportschool.

Met een bonkend hoofd en het gevoel dat ze over moest geven stapte ze tien minuten later onder de douche. Het was voor een vrijgezelle vrouw van boven de dertig niet makkelijk om aan de man te komen in de grote stad, Drie keer per week zweten in de sportschool was een kleine investering om er nog een beetje leuk uit te zien. Alleen was er tegenwoordig nog nauwelijks oogcontact mogelijk op straat of in de kroeg. Iedereen leek tegenwoordig wel geobsedeerd door zijn smartphone.

Toen ze de sportschool uitstapte zag ze op straat plukjes supporters rondlopen. Er klonken opgetogen kreten dus blijkbaar had de lokale voetbalclub gewonnen.

Bji de gedachte aan de voetbalclub moest ze gelijk aan Ronald denken. Zelf had ze niet zoveel met voetbal. Ja, ze vond het leuk als er gewonnen werd want dan was de sfeer op kantoor veel beter. Maar het enthousiasme waarover Ronald over zijn liefde voor de club kon praten werkte aanstekelijk en ze hoorde zijn verhalen graag aan. Het was een welkome afwisseling tussen alle dossiers door.

Ze dacht terug aan het kopje koffie dat ze met Ronald dronk in het Grand Café afgelopen herfst. Voor ze het in de gaten hadden waren ze een half uur van hun plek geweest en hadden ze het over hun beide levens gehad. Niet diepzinnig maar gewoon waar hun interesses (behalve Ronald zijn obsessie met voetbal, dat wist ze al) lagen.  Na het koffiedrinken stuurde ze een mailtje naar Ronald dat ze het gezellig had gevonden.

Toen ze een berichtje terugkreeg dat hij er ook zo over dacht maakte haar hart een sprongetje en moest ze zichzelf vermanend toespreken. Ze was verdomme 33 jaar en gedroeg zich als een puber. En daarbij was Ronald al getrouwd. Met Joyce begreep ze van Irma van boekhouding. Maar die liet zich ook ontvallen dat het huwelijk van Ronald niet al te best was momenteel. De gedachtes die Marion toen kreeg probeerde ze snel uit haar hoofd te verbannen.

“Wat is het geworden?” De jongen met het rood-witte shirt bij de tramhalte draaide zich om en was zichtbaar dronken. De wedstrijd in de kroeg kijken had zijn tol geeist.

“2-1 gewonnen mevrouw, in de allerlaatste minuut” De mededeling dat er gewonnen was deed haar goed, maar had hij nu echt mevrouw moeten zeggen? Op het eerste gezicht was ze net tien jaar ouder dan deze lange slungel . Had al het werk in de sportschool niet zichtbaar moeten zijn?

Ondank het mevrouw-gedeelte stapte ze met een goed gevoel  de tram in. Lijn 5 reed een kwartier later langs het inmiddels verlaten stadion en boog naar rechts. De halte waar ze eruit moest lag in een echte volkswijk vlakbij een kroeg. Ze was er nog nooit binnen geweest en normaliter was het er zelden druk. Nu was het er stampvol.

Vanuit Café De Oude Pui keek Ronald naar buiten. Was het Marion die hij daar uit de tram zag stappen? Nog voordat hij kans had om beter te kijken stond zijn vader voor zijn neus met een biertje.

“Wat een wedstrijd hé?”

Op het moment dat Ronald weer naar buiten keek was er niets meer te zien. Een stukje verderop stapte Marion haar kleine huisje binnen.

Gerrit in Engeland, deel 3

Op weg naar het stadion werd het per halte drukker in de metro. Zaten er de eerste haltes vanaf het centrum alleen nog maar zakenmannen in hun pakken in the tube, naarmate de reis vorderde werd het publiek diverser. Van jonge mannen met dreadlocks tot vrouwen in gekleurde sari’s, En af en toe een paar mede-supporters.

‘Hé, daar heb je de opa-hooligans! Nog wat gesloopt vandaag?’

De jongen die voor hen stond herkenden ze als de supporter die Gerrit eens uit de handen van de politie gered had door zich voor te doen als zijn opa. Hij gaf de heren een knipoog. Het was niet de eerste keer die dag dat Hans en Gerrit zo begroet werden. Het nieuws van hun arrestatie en entree per politiewagen bij het hotel was als een lopend vuurtje door supporterskringen gegaan.

Het waren voornamelijk Nederlandse supporters die in de metro zaten. Hans vertelde dat hij dat de vorige keer ook al gezien had. De meeste Engelse fans zaten al in de pub en kwamen zo kort mogelijk voor de aftrap pas in het stadion.

Vanaf de metro was het nog 15 minuten lopen. De pubs die ze passeerden zaten afgeladen vol. Voor sommige kroegen stond een uitsmijter en bij andere pubs hing een bordje waarop stond dat alleen home-fans toegelaten werden. Dit om problemen te voorkomen. Uit een van de hamburgerkramen kwam een lucht van gebakken uien hen tegemoet. Ze kregen er spontaan honger van.

Niet veel later kwamen ze erachter dat het kopen van die hamburger een vergissing was geweest. Niet alleen was hij schreeuwend duur geweest maar de broodjes waarop ze geserveerd werden waren volgens Hans ‘zo taai als een oude circusolifant’.

Om het stadion heen liepen beide supportersgroepen door elkaar. Al was er wel veel politie op de been. Even hadden Gerrit en Hans het idee opgevat om superintendent Jones op te zoeken. Al had hij de dag ervoor niet echt gezegd of hij wel eens bij voetbalwedstrijden werd ingezet. Gerrit dacht van niet, Russische boeven vangen had waarschijnlijk zijn voorkeur gehad.

Op het moment dat ze het stadion binnen gingen zagen ze een zee van licht. Dit stadion had, zoals zoveel Engelse stadions, geen lichtmasten maar lampen in het dak. Er was ook geen plek voor lichtmasten want volgens Gerrit was het voetbalveld tevens de achtertuin van de vrouw op nummer 45, zo dicht stonden de huizen naast het stadion.

‘Block A, Row 2, Seat 143’ stond er op Gerrit zijn kaartje. Terwijl ze naar hun stoelen liepen viel de mannen pas op hoe dicht de stoelen op het veld stonden. Dat viel helemaal op toen ze eenmaal bij hun stoel aangekomen waren. Gerrit zat links van het doel op ooghoogte van de keeper.

‘Kelere, ik zit zowat op het veld, Hans. Ze moeten wel een beetje mikken die gasten.’

In het vak voor de Nederlandse fans werd het drukker en drukker. De supporters naast Gerrit en Hans herkenden de mannen van het hotel en vroegen hoe ze dag doorgebracht hadden. De wedstrijddag was een stuk minder spectaculair geweest dan de dag ervoor. Gerrit en Hans waren voornamelijk in de buurt van het hotel gebleven. Ze hadden wel even genoeg avonturen beleefd in Londen vonden ze.

Door het gepraat hadden ze nauwelijks in de gaten gehad dat het bijna tijd voor de aftrap was. Dat de Engelse kampioen de wedstrijd serieus nam bleek wel dat ze alle sterren hadden opgesteld. Inclusief de Argentijnse topschutter die voor een recordbedrag getransfereerd was. Hij was het nieuwe wonderkind van het internationale voetbal hadden alle kranten geschreven.

‘Je weet wat ze over wonderkinderen zeggen Hans, die branden meestal snel op’ was het gevatte commentaar van Gerrit geweest toen Hans zijn zorgen uitte of hun club wel bestand zou zijn tegen al deze internationale sterren. Gerrit zette zijn bril op, bij avondwedstrijden zag hij het zonder bril allemaal niet zo goed meer. Overdag had hij er nooit veel last van gehad.

En of hun club bestand was. Na het overleven van de verwachte stormloop in het begin begonnen ze steeds beter te voetballen. Er waren wat kleine kansjes en de sfeer in het stadion begon om te slaan. Meer en meer kregen de Nederlanders het Engelse publiek stil. En bij de rust klonk er gefluit door de thuissupporters.

De tweede helft speelden de Engelsen hun kant op. Weer schoten ze uit de startblokken. Nu kregen ze wel serieuze kansen en zorgde goed verdedigen dat het nog altijd 0 tegen 0 stond. In de verte tikten de minuten op het gigantische scorebord traag weg. Er waren nog ruim tien minuten te gaan toen de buitenspelval niet goed werkte en de Argentijnse spits een vrije doorloop richting het doel kreeg. Hij haalde uit en Gerrit en Hans rekenden al op een goal.

Het schot was keihard en vloog net langs de paal. Gerrit zag de bal op zich af komen…..

….en toen werd alles zwart.

Hoofdpijn, enorme hoofdpijn. En de geur van desinfectiemiddel. Dat was het eerste wat Gerrit te binnen schoot. Toen hij zijn ogen opendeed zag hij dat hij niet meer in het stadion was maar dat hij in een ziekenhuisbed lag. Hij probeerde op te staan en toen begon alles weer te draaien.

‘Rustig ouwe reus, gewoon effe blijven liggen’.  De stem van Hans klonk als een reddingsboei in deze zee van nieuwe indrukken. Gerrit kwam langzaam aan bij zijn positieven en zag zijn vriend in de hoek op een stoel zitten. Door de deur kwam een verpleegster.

Hans vertelde dat hij knock-out was gegaan door het harde schot. De bal had Gerrit vol in zijn gezicht geraakt en hij was ongelukkig terecht gekomen in de krappe ruimte in het vak. Meteen had Hans zich over zijn vriend ontfermt en was hij voor hulp op een steward afgerend. Zodoende had hij ook gemist wat er op het veld gebeurde. Een aantal spelers van de Engelse kampioen hadden het voorval gezien en hadden even meer oog voor wat er in het uitvak gebeurde dan op het veld.

De keeper van de club van Hans en Gerrit had niets gezien en nam snel de uittrap. Door het nummerrieke overwicht op het veld was (de Argentijnse spits stond nog steeds naar het uitvak te kijken hoe het met zijn slachtoffer ging) er ruimte voor een Nederlandse aanval. De bal werd via de zijkant voorgegeven en de aanvoerder van de Nederlanders had de bal feilloos binnengeschoten. 0-1 en het uitvak ontplofte, iets wat de hulpverlening aan Gerrit niet vergemakkelijkte. Met loeiende sirenes werden hij en Hans naar het ziekenhuis gebracht. En daar zaten ze nu nog.

Gerrit zijn bril was kapot en hij moest de nacht in het ziekenhuis blijven. Ze wilden geen risico nemen met ‘oudere’ mensen. Iets wat beide heren als een belediging opvatten. Gevolgd door een blozend hoofd van de verpleegster die dit nieuws moest komen vertellen.

De volgende ochtend  kwam er een bekend gezicht op  visite. Superintendent Jones kwam de kamer in met een krant in zijn hand. Op televisie was het schot van de Argentijn eindeloos herhaald. Zo vaak dat zelfs een niet-voetballiefhebber als Jones het gezien had. En hij herkende de mannen van de avond ervoor. Als politieagent was het een koud kunstje geweest om te achterhalen waar ze het slachtoffer heen gebracht hadden.

‘Hello guys, jullie weten wel hoe je in the picture moet komen right’ klonk het als een mengelmoes van Nederlands en Engels.

‘It looks like alsof ze my hebben gebeld voor het maken van de headlines’ ging Jones verder. ‘Ze hebben clearly op Google gezocht for the Dutch word voor glasses’ vertelde de agent. Op dat moment draaide hij de krant om zodat de sportpagina zichtbaar werd. Boven een grote foto van de afdruipende Argentijnse ster stond er in koeienletters:

“Bril-liant counter leads to Dutch victory”

 

 

Gerrit in Engeland, deel 2

Direct bij het verlaten van het metrostation kwam de stank van urine je tegemoet. Gerrit keek Hans aan, moesten ze echt hier zijn? Dit deel van Londen leek in niets op het gedeelte waar ze de hele middag gespendeerd hadden.

Van de Big Ben tot aan Harrods en van de Towerbridge tot aan Buckingham Palace, overal waren de twee vrienden geweest. Op Picadilly Circus zagen ze wat andere fans op de trappen bij het beeld van Eros zitten. In Regent Street, tussen de Aziatische toeristen, zag je af en plukjes Nederlanders in clubkleuren lopen, genietend in de hoofdstad van Engeland.

Een hond sprong tegen een hek aan en blafte hard. Achter het hek ging een autosloperij schuil, een van de vele in dit gebied.

‘Weet je zeker dat het hier is Hans?, het ziet er niet echt uitnodigend uit’

‘Toen ik er met onze boot wel eens kwam was het al een ruige buurt Gerrit, maar niets om je zorgen te maken.’

Hans had het plan opgevat om te gaan kijken of de pub waar hij als matroos een paar keer geweest was nog bestond. Op internet had hij gevonden dat hij hier nog steeds moest zitten. De King’s Arms heette de kroeg. Toen Hans jong was voer hij op een schip tussen Rotterdam en Londen. Als het werk gedaan was mochten ze van boord om de paar uur tot de terugvaart te overbruggen. Ver weg van het toeristische gedeelte van Londen hadden hij en zijn collega’s lauwe pints gedronken in de eerste pub die ze tegenkwamen.

Toen was het een echte volksbuurt geweest met terraced houses. Ruw, maar eerlijk. Nu waren veel van die huizen dichtgetimmerd en was de wijk verpauperd. Hier zou je jezelf in de avond niet moeten vertonen, en dat was nou net wat Hans en Gerrit wel deden. Op de hoek van de straat stond een busje met geblindeerde ramen geparkeerd.

De King’s Arms was een van de weinige gebouwen in de straat waar licht brandde. Gerrit en Hans liepen de pub binnen. De kale barman keek naar de twee mannen in de deuropening terwijl hij met een handpomp een glas Ale tapte voor een van de bezoekers aan de bar. Een bezoeker in de hoek van de pub liep met zijn telefoon aan zijn oor in de richting van het toilet.

In de hoek van de pub stond een ronde tafel met daaraan een aantal mannen. De meeste mannen hadden hun jas nog aan en op de tafel lag een aktetas.

‘So, you’re finally here.‘ zei de grootste van het stel, met een dik accent, tegen Hans en Gerrit. Hans probeerde te antwoorden dat de metro er wel lang over had gedaan maar op dat moment vloog de deur open en stormden er een vijftal agenten de pub binnen. Vanaf dat moment ging het allemaal erg snel, er klonken gesmoorde kreten en er vielen een aantal stoelen om. Gerrit en Hans werden tegen de grond gewerkt en de man die zojuist naar het toilet was gevlucht kwam met getrokken pistool de bar weer in lopen. Om zijn nek hing nu een badge van de politie.

Er werd geduwd, getrokken en er vielen zo te horen een aantal klappen. Gerrit en Hans hadden ieder een agent op zich die om de paar tellen herhaalde dat ze hun ‘mouth shut’ moesten houden.

Het blauwe schijnsel van zwaailichten kwam door de ramen van de pub naar binnen. Er arriveerden steeds meer politiewagens voor de King’s Arms.

Tien minuten later zaten Gerrit en Hans in een arrestantenbus te wachten wat er komen ging. De deur ging open en er kwam een agent en een man met Oostblok-achtige trekjes naar binnen. De Engelse inspecteur stelde zich voor als superintendent Jones. Op zijn epaulet stond een kroontje met daaronder 12345. Zelfs zonder bekend te zijn met de rangen binnen het Engelse politiesysteem hadden Gerrit en Hans in de gaten dat ze hier met een hoge officier te maken hadden.

Daarna was het de beurt aan de Oostblokker. Hij begon in een taal tegen Gerrit en Hans te praten die ze beiden niet thuis konden brengen. Gerrit keek Hans aan en die trok zijn schouders omhoog.

‘Ik verstaat die gozer ook niet hoor, Gerrit’

‘Het lijkt wel Russisch ofzo’ antwoordde Gerrit.

De superintendent reageerde als door een wesp gestoken.

‘Wait, wacht een minuut.’ sprak hij in het Nederlands met een zwaar Engels accent. ‘Jullie zijn Dutch?’

In de minuten die volgden bleek dat superintendent Jones een Nederlandse moeder had en dat hij de taal als kind wel geleerd had. Tijdens de jaarlijkse bezoekjes aan zijn oma en vakanties in Nederland hield hij zijn Nederlands op peil. Al was het wel doordrenkt met veel Engelse woorden. Superintendent Jones excuseerde zich en kwam 5 minuten later weer terug met een lagere officier die Gerrit en Hans uit hun benarde positie verloste.

Ze kregen een kop koffie uit een thermoskan en zagen hoe alle andere mannen uit de pub een voor een afgevoerd werden. Er flitsten wat camera’s en toen kwam superintendent Jones weer terug. Zijn echte naam voornaam was Johan, daar had zijn moeder op gestaan. Een echte Nederlandse naam. Maar op school en op straat werd hij al snel John genoemd.

‘Weten you guys wel waar jullie in terecht zijn gekomen?’

John legde uit dat ze een Russische bende op het spoor waren gekomen. Ze zouden handelen in wapens maar tot nu toe hadden ze de bende nog niet op heterdaad kunnen betrappen. Er waren simpelweg geen kopers geweest. De agenten die in het geblindeerde busje aan het surveilleren waren geweest hadden het Nederlandse gepraat tussen Hans en Gerrit geïnterpreteerd als Russisch en toen trad de machine in werking.

De commandant van de Londense politie had bevolen tot een inval. Er mocht geen tijd verloren worden. Of de missie nu niet gefaald was wilde Hans weten. Superintendent Jones dacht van niet, ze hadden vuurwapens en een aktetas vol geld gevonden. Waarschijnlijk voldoende om de mannen op het vliegveld richting Moskou te zetten.

Toen de reden van hun bezoek aan juist deze pub in Londen ter sprake kwam moest Jones lachen. Het gesprek kwam op voetbal en Jones zijn moeder was voor dezelfde club als Hans en Gerrit. Hij nam afscheid van beide heren en wenste ze morgenavond veel succes. Hij zou zorgen dat een politiewagen ze naar hun hotel zou brengen.

Hans en Gerrit werden een half uur later bij hun hotel afgezet. Voor het hotel stond groep supporters te roken. De aanblik van twee oudere mannen die door een politiewagen werden terug gebracht zorgde voor de nodige hilariteit. Onder het gezang van ‘Opa! Hooligans!’ gingen Hans en Gerrit hun hotel binnen.

Gerrit in Engeland, deel 1

Hans kwam terug van de bar met twee grote glazen bier, net voordat hij de pints op tafel wilde zetten deinde de boot op de golven. Het bier van het Engelse stel aan de tafel naast hen klotste over de rand van het glas heen, de schuimkraag leek op de witte toppen van de zee die door het ronde raam zichtbaar was. Alsof er niets aan hand was liep Hans door.

‘Zeebenen hé Gerrit, dat krijg je van jarenlang in de haven werken!’ In werkelijkheid hadden de glazen geen kans op bewegen in de kolossale handen van Hans. Als er op iets de term kolenschoppen van toepassing was geweest dan was het wel op de handen van Gerrit zijn voetbalvriend. Met een ferme klap werden de glazen op tafel gezet.

Gerrit keek met een vertwijfeld gezicht naar de grote glazen op het kleine ronde tafeltje. ‘Kon je geen grotere glazen bestellen?’ Hans merkte, zoals zo vaak, het cynisme in Gerrit zijn vraag niet op en antwoordde dat het een Engelse boot was en Engelsen nu eenmaal geen kleine biertjes drinken.

Gerrit dacht terug aan de keer dat hij en Mien de club achterna waren gereisd op een boot. Twee hele dagen hadden ze op zee gevaren om op de plaats van bestemming te komen. Niets vergeleken met de zes uur varen naar Harwich, de eindbestemming van deze boot.

Hans had de boot geboekt toen de loting bekend was geworden. Hij had nu eenmaal meer verstand van computers en bij de wedstrijd tussen de kampioen van Engeland en de kampioen van Nederland moesten ze aanwezig zijn vond hij. Gerrit was maar wat blij met zijn reisgezel, zelf was hij bijna nooit in het buitenland geweest. Vanaf Harwich moesten de nog met de trein verder naar Londen en dan nog met de metro naar het hotel. Gerrit werd al zenuwachtig van de gedachte dit alleen te moeten ondernemen, hij leunde voor deze onderneming geheel op zijn vriend.

De wedstrijd was pas over twee dagen maar nu vertrekken scheelde honderden euro’s. Het maakte de twee gepensioneerden niets uit. Ze hadden toch tijd zat. Ze waren niet de enige supporters die op maandag al de oversteek naar Engeland maakten. Een paar tafels verderop zat een groep jonge fans, Gerrit herkende de jongen die hij een paar maanden ervoor uit de handen van de politie had gered. Allemaal waren ze gekleed in hetzelfde tenue van poloshirt, sportschoenen en een petje. Op niets wat ze droegen was te zien voor welke club ze waren. Hoe anders was dat geweest op de eerste reis waar Gerrit en Mien mee gingen. Iedereen droeg een rozet in de kleuren van de club en er waren mensen die een colbertje hadden laten maken in de herkenbare clubkleuren. Op de kade werden ze uitgezwaaid door duizenden mensen met shawls en vlaggen.

Bij het Engelse stel naast hun was er paniek. De vrouw zat driftig in haar handtas te zoeken en haalde keer op keer de hele inhoud uit haar tas. Toen ze uiteindelijk de treinkaartjes vond nam ze haastig een slok van haar bier om vervolgens haar tas weer in te ruimen. Tussen de pints lag ook het tabloid van vandaag. “THE DUTCH WON’T DELIVER” stond er in chocoladeletters in de krant. Eronder een foto van de trainer van de club van Gerrit en Hans. Het was een verwijzing naar de verstoorde handelsrelatie tussen Nederland en Engeland na de Brexit en de waardevermindering van het pond. De trainer had in het vraaggesprek met het tabloid gezegd dat ze niet mee wilde gaan in het kick-and-rush voetbal van de Engelse kampioen. De pers had er van gemaakt dat zijn team niet wilde gaan aanvallen en puur op de verdediging zou gaan spelen. Ze zouden niets gaan leveren op het veld was de conclusie van het tabloid.

Wéér zat de vrouw in haar handtas te zoeken en weer werd de hele inhoud omgekeerd op tafel. Nu was ze haar huissleutels kwijt. Het tafereeltje herhaalde zich nog een paar keer voordat de boot in Harwich aankwam. Met luide stem werd er omgeroepen dat voetpassagiers zich over 10 minuten bij de gele uitgang moesten melden. Het Engelse stel stond direct op om richting de gele uitgang te gaan. Hun krant lag nog steeds pesterig met de sportpagina naar boven. Hans pakte de krant op om het artikel in zijn geheel te lezen, ze hadden nog een paar minuten de tijd en geen haast. De trein vertrok toch pas een half uur na ontscheping. Uit de krant viel een paspoort, het was het paspoort van de vrouw. Tijdens het omkeren van haar tas was het er waarschijnlijk uitgevallen. Hans pakte het paspoort op en liep ermee naar de uitgang op zoek naar het stel.

Ze vonden hen pas bij de douane, de vrouw was weer driftig op zoek in haar tas. Haar hoofd rood aangelopen en verwensingen schreeuwend naar haar man die zich van geen kwaad bewust was. De douanier werd ongeduldig met de lange rij wachtenden achter het kibbelende stel. Hans stapte naar voren en liep op het echtpaar af om het paspoort af te leveren. Nog voordat de douanier hem terug kon sturen overhandigde hij de vrouw haar verloren paspoort. En daarna hun vergeten tabloid. Hans zijn grote hand viel precies over een woord van de kop heen. De douanier en het echtpaar keken naar de krant in zijn hand. “THE DUTCH DELIVER” viel er nu te lezen.

Gerrit, deel 8

De hitte lag als een klamme deken over de stad. Kinderen speelden in korte broeken op straat en de ijssalon twee deuren verderop deed goede zaken. Gerrit en Hans zaten op het terras voor café De Oude Pui met een biertje voor hun neus.

Samen keken ze naar de bonte stoet mensen die aan hen voorbijtrokken. Tienermoeders met rokken zo kort dat je jezelf af kon vragen of ze uberhaupt wel een rok aanhadden, jongens met armen vol tattoeages en de Turkse vrouwtjes van een paar straten verder met hun hoofddoekjes en hun lange jassen.

De zomerstop was bijna ten einde en iedere dag stond er wel een roddel in de krant en op internet over welke spelers de club zou gaan aantrekken. Vooral na afloop van het Europese Kampioenschap nam de geruchtenstroom toe. Gerrit en Hans bespraken ieder gerucht alsof het een waarheid zou zijn.

De linksback van de Roemenen? Te traag vond Gerrit. De aanvoerder van Tsjechie. Absoluut onhaalbaar zei Hans. Af en toe waren ze het oneens en dan vooral wanneer andere stamgasten zich er mee gingen bemoeien. De wildste geruchten las Hans voor van zijn telefoon. Hans had al vaker gezegd dat Gerrit ook op Twitter moest gaan maar daar had Gerrit geen zin in. ‘Te oud’ was zijn antwoord geweest.

Terwijl Gerrit een slok van zijn jenever nam stopte er een sportauto voor de deur. De auto had een Belgisch kenteken en donkere ramen. Uit de auto stapte een jongeman wiens gezicht ook de voorpagina van de sportkrant sierde. Met chocoladeletters stond er ‘Geen geld voor Kooijmans’, de rest van het artikel bestond uit een opsomming waarom de spits te duur zou zijn, en niet bij de club van Hans en Gerrit zou willen tekenen.

In een sappig West-Vlaams dialect vertelde de jongeman dat zijn navigatie hem verkeerd gestuurd had en dat hij de weg naar het stadion zocht. Hij moest er over 10 minuten al zijn voor een keuring. Of de heren de kortste route wisten.

En of ze dat wisten, ze hadden de weg al honderden keren gelopen. Van Café de Oude Pui naar het stadion, dat was hoogstens 5 minuten rijden.
Op het moment dat de voetballer wegreed begon Hans driftig op zijn telefoon te typen en mompelde iets over hoe hij dit in 140 tekens gevat moest krijgen. Toen hij klaar was bestelden ze weer een biertje en een jenever.

Ondertussen bleef de telefoon van Hans trillen. Ze hadden zojuist een scoop gehad.

2652016

Gerrit, deel 7.

Met zijn handen in zijn zakken stond Gerrit aan de rand van het trainingsveld te kijken. Het miezerde en Gerrit dook verder weg in zijn jas. Voor een woensdag in mei was het koud. Hij trok zijn pet iets verder over zijn oren en staarde naar de gedaanten op het veld voor hem.

De selectie had er duidelijk geen zin in, de competitie was al afgelopen en de laatste trainingen voelden aan als een verplichting. Bij de zoveelste misser tijdens deze oefening slaakte hij een zucht van ergernis. Uit de kantine kwam een gestalte tevoorschijn met twee bekertjes koffie in zijn hand.
De stem van Hans rolde over het trainingsveld heen ‘kejje gofferdorie niet mikken man! Wel zeuren in de krant over een nieuw contract maar een bal op het doel schieten, ho maar.’

Gerrit moest lachen om de reactie van zijn boezemvriend, en hij had nog gelijk ook. De meeste spelers verdienden in een maand een bedrag wat Gerrit en Hans in hun hele leven nog niet bij elkaar verdiend hadden. En ondertussen maar klagen in de pers over nieuwe contracten. Gerrit begreep dat sommige van de spelers op een bepaalde website hun nieuwe auto en tatoeages showden voor een ieder die daar interesse in had. Instagram ofzo, hij las er steeds vaker over in de krant.

Niet de papieren versie maar de krant op zijn IPad. Van zijn spaargeld had Gerrit zo’n apparaat gekocht. Hij kon op die manier de krant lezen, zijn puzzeltje maken en was op de hoogte van het laatste nieuws van zijn club. Ook hij las alle geruchten en transferperikelen. Snappen deed hij het niet. Ze verdienden hier bakken met geld en toch leken al die jonge gasten ontevreden. Hadden zij maar een vrouw zoals Mien gehad, die had ze met beide benen op de grond gehouden. ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ was op weinig mensen zo van toepassing geweest dan op zijn te vroeg overleden vrouw.

Het begon steeds harder te regenen en de ballen vlogen steeds verder naast het doel. Wat was het nut van zo’n laatste training nu helemaal? Niemand had er nog zin in. Een half uur eerder dan gepland werd de training stilgelegd en liepen de spelers drijfnat van het veld langs Gerrit en Hans. Op het moment dat de aanvoerder passeerde vroeg Hans aan hem of hij volgend seizoen nog steeds in dit shirt te bewonderen viel. Er volgde een ontwijkend antwoord en Gerrit en Hans wisten voldoende.

Wie er het volgende seizoen ook op het veld stonden. Gerrit en Hans zouden er zeker zijn. De spelers waren maar passanten, de trouwe fans waren de kurk waar de club op dreef. Op het moment dat het begon te onweren was het trainingsveld leeg. Onder een afdakje stonden twee gestalten met een bekertje koffie in hun hand.