Avondvierdaagse

Voor me liep een man die een onnavolgbaar verhaal vertelde tegen zijn dochter over brandende kabouterhuisjes, en dat met iedere stap die ze richting de finish nam er meer water beschikbaar zou zijn voor het blussen ervan.

De finish van de derde etappe van de avondvierdaagse lag nog geen tweehonderd meter verder maar de tranen die het meisje huilde leken mij voldoende om een heel kabouterdorp te blussen.

Je ziet ze vaker, ouders die op luide toon ‘en plein public’ hun kind terecht wijzen of van opvoedkundige tips proberen te voorzien. Meestal schiet mijn irritatiemeter gelijk in het rood van zulke mensen. Maar dat kan ook aan mij liggen. Ik kwam gisteren niet verder dan ‘als je nou een beetje door eet van die appel dan kunnen we zo nog een ijsje halen’. Nee, verwacht van mijn hand geen boek vol pedagogische wijsheden.

Bastiaan en zijn maatje klommen op heuvels, rolden door vers gemaaid gras en hadden de neiging om iedere keer voor je voeten te gaan lopen als je nét een beetje door kon lopen. Vaders hadden hun kantoorkloffie ingeruild voor een korte broek en de moeders liepen zonder uitzondering in zomerjurkjes waarbij de conclusie getrokken kan worden dat horizontale streepjes nog steeds in zijn. Bij een van de moeders bungelde een rugzak met daarop een eenhoorn en de naam van haar dochter. Een vijf-letterige naam met vier klinkers waarvan ik met de beste wil van de wereld niet kon raden hoe dit uit te spreken viel.

Op het terrein van de finish viel Bastiaan zijn appel ‘per ongeluk’ op de grond. Ik wilde op luide toon een angstaanjagend verhaal gaan vertellen over brandende kabouterhuisjes maar ik hield me in.

Het ijsje na afloop smaakte erg lekker. En als je het hoorntje op zijn kop hield was het net een puntmuts.

Plaswijckpark run

Mijn debuut als ‘leader of the pack’ maakte ik op een koude woensdagavond in de Van Nelle Fabriek. Daarvoor had ik mijn rondjes bij de RRC als deelnemer al gelopen en het feit dat ik gevraagd werd om leader te worden gaf me toch wel een trots gevoel.

We liepen daarna door Blijdorp, havengebieden, over een golfbaan en garages. Door vreewijk, een viswinkel en bij de politie. En vorige maand zelfs in mijn achtertuin.

Gisteren was dus run nummer 50. Iedere maand lopen er duizenden deelnemers door stukken Rotterdam die ze nog niet eerder hadden verkend. Ik zag gisteren mensen die hun uiterste best deden om voor het eerst drie kilometer te lopen tot aan een tweevoudig deelnemer aan de Olympische spelen. Dat geeft maar weer eens aan hoe divers het publiek is dat op de runs van de RRC af komt.

Het was een mooie avond waar er lange rijen voor de merchandise stonden en na afloop voor het bier. Trots dat ik leader mag zijn en dat ik ook nog eens twee verhalen voor het RRC magazine heb mogen schrijven. Op naar de volgende 50.

 

Weekendje Ardennen

Het kasteel van La Roche en Ardenne.

 

Ons huisje in de Ardennen.

Koe. Geen lachende ondanks dat we toch in de buurt van Frankrijk waren.

De brouwerij in Achouffe. Bekend van….

………de kabouters.

Oorlogsmuseum in Bastenaken. Bastogne zoals u wenst.

 

Honkbal

Bastiaan zit sinds een paar maanden op honkbal. Hij vindt het echt superleuk, en wij ook. Leuke sport om te kijken en hij zit ook nog eens in een leuk team.

 

Midzomeravondloop

Nooit gedacht dat ik in staat zou zijn zo dicht bij de 21 minuten te komen. Misschien had een sub 21 erin gezeten maar mijn start was te snel. Ik kreeg na drie kilometer al wat last van steken en daardoor ging mijn tempo wat omlaag. Maar toch enorm blij mee.

1500 meter

Eigenlijk is het gewoon een klote-afstand. Je start altijd te snel en dan duurt het een eeuwigheid voordat je de eerste 500 meter hebt gelopen. Met een bonkend hart en hijgend als een molenpaard moet je dan nog een kilometer.

Bij 800 meter vraag je je af of dit écht leuk is en pas na 1100 meter krijg je er lol in. Nog 400 meter. Als de streep 1300 meter aangeeft probeer je te versnellen, iets waar je na de eerste paar honderd meter niet dacht dat je ertoe in staat zou zijn. En dan finish je in 5:35. Niet slecht voor een verzameling oude botten.

Azteca

Het eerste WK dat ik bewust meemaakte was Mexico’86. Een toernooi waar Nederland, net zoals nu, schitterde door afwezigheid. Er deden vierentwintig landen mee waaronder Canada, Schotland en de Sovjet-Unie. Mede door het uiteen vallen van de USSR (en Joegoslavië) hebben we tegenwoordig ongeveer 300 extra landen die zich kunnen kwalificeren voor het WK. Allemaal landen die ons eigen Oranje een voet dwars kunnen zetten tijdens de kwalificatie.

Ik zou graag willen zeggen dat ik nog wat weet van de gespeelde wedstrijden maar dat zijn herinneringen die later ingekleurd zijn. De hand van God, Danish Dynamite en de uitstekende Belgen zijn daarna eindeloos herhaalt.

Wat ik dan nog wel weet? De geweldige Hummel-shirts van de Denen. Mijn Panini-album (dat ik nooit vol heb gekregen en die ik ergens tussen drie verhuizingen kwijt ben geraakt) en de bal waarmee gevoetbald werd.

De Azteca van Adidas was de mooiste bal ooit. Van mijn zakgeld kocht ik de synthetische versie van deze bal (de echt leren versie zou in no-time versleten zijn want we voetbalden vooral op straat) en die hebben we tijdens menig potje ’tienen’ gebruikt. Tijdens de loeiharde voorzetten die we gaven sneuvelde nog weleens een bril of kwam de bal terecht op het dak van de Prins Maurits-school. De bal van dat dak afhalen was een uitdaging omdat de regenpijpen ingesmeerd waren met een goedje om regenpijpklimmers het zo lastig mogelijk te maken. Met besmeurde handen moest je vervolgens op doel staan omdat jij diegene was die over schoot.

De laatste omwentelingen van de bal staan me nog wel helder voor ogen. Er was een kant van ons speelterrein waar de ongeschreven wet heerste dat je daar niet naar toe moest schieten. De prikkelbosjes waren funest voor je kleding maar ook voor ballen. Na een mislukte voorzet stuiterde de bal over het hek van de school heen, precies voor de voeten van een passerende buurtgenoot.

Niet gezegend met een goede traptechniek punterde hij de bal zo in de richting van de ‘verboden bosjes’. Er was in Berkel geen hand van God om de bal van richting te veranderen. De rest van de zomer van ’86 hebben we vooral gehonkbald.