Spitsuur

De eerste spits die ik in het mooie rood en wit zag spelen was John Eriksen. De Deen Eriksen, die dat seizoen 22 keer scoorde, verloor prompt de eerste wedstrijd waar ik bij was. We schrijven het najaar van 1985 en het is de periode dat alle spitsen langs de ‘Ove Kindvall-meetlat’ werden gelegd. Slechts vijftien jaar eerder, in zwart-wit televisietijdperk, zorgde de Zweed dat Feyenoord Europa’s beste was.

Daarna werd het qua prestaties én qua spitsen alleen maar minder. De Ove-index werd allesbepalend voor de voorhoedespelers van Feyenoord. In de film All Stars maakten ze er een spelletje van om zoveel mogelijk mislukte Feyenoord-aanvallers op te noemen. Pijnlijk genoeg had ik ze bijna allemaal gezien.

Mark Farrington, Stanislav Griga, Jhon van Beukering, Ali Boussaboun, Mariano Bombarda, Lars Elstrup en Angelos Charisteas. Ik zag ze allemaal ploeteren in het rood en wit. Ik word nog geregeld badend in het zweet wakker als ik denk aan alle gemiste kansen van Colin Kazim-Richards in een verloren Klassieker. Zoveel onkunde in zo’n mooi shirt.

Spitsen worden allang niet meer langs de ‘Ove Kindvall-meetlat’ gelegd. Daarvoor hebben we ook zat geweldige spitsen gehad na de symphatieke Zweed: Peter Houtman, Julio Cruz, Pierre van Hooijdonk, Henke Larsson, Dirk Kuijt en József Kiprich zullen nooit in een film genoemd worden als mislukte spits. David Connoly en Mike Obiku behoren tot het canon der Feyenoord-helden door doelpunten die iedereen zich kan herinneren.

Over het huidige spitsentrio is veel te doen. Nicolai Jörgensen is een held door zijn goals in het kampioensjaar. Vier jaar later rest niet meer dan een zielig hoopje ellende vol blessureleed. En Róbert Bozeník moet vooral wachten tot Arne Slot het roer overneemt voor wat speeltijd.

En Lucas Pratto dan? Die zal de boeken ingaan als de slechtste spits die ik nooit zag spelen.

Bring the lasers!

Vanochtend vroeg mocht ik me weer in het Oogziekenhuis melden. De arts had tijdens het jaarlijkse onderzoek iets gemompeld over glaucoom en daarvoor moest ik vandaag dus in Rotterdam zijn. In een notendop de conclusies: Voortaan beide ogen druppelen én binnenkort een laserbehandeling perifere iridotomie.

Mijn oogdruk moet (blijvend) worden verlaagd en hiervoor kan een perifere iridotomie uitkomst bieden. Tijdens de laserbehandeling perifere iridotomie wordt met laserlicht een klein gaatje in de iris gemaakt, zodat een aanval van hoge oogdruk voorkomen kan worden.

De behandeling heeft dus tot doel om de oogdruk laag te houden en daarmee het gezichtsveld en de gezichtsscherpte te behouden; niet om die te verbeteren. Omdat bij de meeste mensen de bouw van de twee ogen gelijk is, wordt de laserbehandeling meestal aan beide ogen tegelijkertijd verricht. Klinkt heel spannend maar het is nog geen vijf minuten werk. Lang leve de geneeskunde.

De Coolsingel was nog steeds leeg

De Coolsingel blijft ook dit jaar weer leeg. Net zoals in het seizoen 95-96 waarover Hugo Borst het beste Nederlandse voetbalboek ooit over schreef. Dat boek wordt nu, 25 jaar later, opnieuw uitgegeven en blijkbaar zit ik in de rolodex van de Nederlandse omroep want ik mocht er vanochtend iets over vertellen voor het programma De Vooravond. Het item werd uiteraard geschoten op de Coolsingel waar op de achtergrond het geluid van zware machines hoorbaar was. Eigenlijk zoals het hoort.

Ik vertelde over teleurstelling, herhaling en Carsten Jancker, een man die ons een collectief trauma gaf. Hopelijk overleef ik de snijtafel en zit ik vanavond in de uitzending. Zo niet, het was een leuke ervaring. En als de landelijke televisie me nu al weet te vinden 😉